What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
3V-sterke ww - week 10
WEEK 10
In de klas
:
Overhoring Kapitel 11 woordjes A
Uitleg van het sterke werkwoord
Taak:
Herhaling naamvallen
Huiswerk voor de volgende les
:
Oef. 4.3 helemaal
1 / 14
next
Slide 1:
Slide
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
This lesson contains
14 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
1 video
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
WEEK 10
In de klas
:
Overhoring Kapitel 11 woordjes A
Uitleg van het sterke werkwoord
Taak:
Herhaling naamvallen
Huiswerk voor de volgende les
:
Oef. 4.3 helemaal
Slide 1 - Slide
WOORDJES!
Week 11
:
SO alle woordjes van Kapitel 11
Van NL-D
Dus deze week ook beginnen met het leren van woordjes B
Slide 2 - Slide
Vertaal: wassen
A
wischen
B
waschen
C
wachsen
D
wuschen
Slide 3 - Quiz
Vertaal: de buik
A
der Bauch
B
die Pauke
C
der Bruch
D
der Buik
Slide 4 - Quiz
Vertaal: de neus
A
das Nase
B
der Nase
C
die Nase
D
der Hase
Slide 5 - Quiz
Vertaal: hoofd, schouder, knie en teen
A
Kopf, Schulter, Knochen und Zehe
B
Kopf, Muskel, Knie und Zehe
C
Körper, Schulter, Knie und Zehe
D
Kopf, Schulter, Knie und Zehe
Slide 6 - Quiz
Vertaal: Een ongeluk? Wat is er dan gebeurd?
Slide 7 - Open question
Vertaal: Kom je morgen? Ja, dán kom ik.
Slide 8 - Open question
Slide 9 - Video
CHECK: Welke ww-vorm(en) is/zijn juist?
A
sich treffen - ich treffe mich mit Freunden
B
lesen - du lest ein Buch
C
gehen - wir gehen nach Hause
D
essen - er isst ein Apfel
Slide 10 - Quiz
CHECK: Welke ww-vorm(en) is/zijn juist?
A
stehen - er stieht vor seinem Haus
B
helfen - hilfst du mir, bitte?
C
helfen - helft ihr mir, bitte?
D
stehen - du stehst in der Klasse
Slide 11 - Quiz
CHECK: Welke ww-vorm(en) is/zijn juist?
A
sehen - siehst du den Vogel dort?
B
geben - gibst du mir ein Kaugummi?
C
bewegen - ich bewiege mich
D
nehmen - er nehmt immer eine Cola
Slide 12 - Quiz
De a/ä wissel....
Sterke ww met een a(u) hebben ook een stamklinker-wissel.
Bijvoorbeeld:
tragen- du trägst/er trägt [è]
fahren - du fährst/er fährt
waschen - du wäschst/er wäscht
saufen - du säufst/er säuft [oi]
Daarover volgende keer meer.
Slide 13 - Slide
TOT SLOT
Je weet nu hoe je het sterke ww in de tegenwoordige tijd vervoegt
Leer de kenmerken van een sterk ww en weet wanneer de e/i (en a/ä) wissel optreedt
Welke ww zijn uitzonderingen?
Je kunt nu beginnen met oef. 4.3
Slide 14 - Slide
More lessons like this
Kapitel 1 - sterke werkwoorden - Les 7
September 2022
- Lesson with
12 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
Kapitel 1 - sterke werkwoorden - Les 2 - h3d
November 2023
- Lesson with
19 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
Kapitel 1 - sterke werkwoorden - Les 8
September 2022
- Lesson with
10 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
Kapitel 1 - sterke werkwoorden - Les 1
November 2023
- Lesson with
20 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
Kapitel 1 - sterke werkwoorden - Les 9
September 2022
- Lesson with
16 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
Kapitel 1 - sterke werkwoorden - Les 5
September 2023
- Lesson with
12 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
Sterke werkwoorden met a in de stam
March 2021
- Lesson with
18 slides
Duits
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 2
Zweite Stunde - Sterke werkwoorden met a in de stam
October 2023
- Lesson with
20 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2