24 november chapitre 2 introduction 2thv

BONJOUR et BIENVENUE!
Bonjour
et 
bienvenue!!
1 / 23
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

BONJOUR et BIENVENUE!
Bonjour
et 
bienvenue!!

Slide 1 - Slide

 Afspraken
  • Altijd je huiswerk af & hou goed de planning bij 
  • Altijd je spullen bij je hebben : boek, schrift en agenda
  • Actief meedoen in de les
  • Elkaar respecteren
  • Stel vragen als je iets niet (zeker) weet!!!

Slide 2 - Slide

Les questions

1. Bonjour, ça va? 
2. Comment tu t'appelles? 
3. Tu as quel âge? 
4. Tu habites où? 

Les réponses

1. Salut, ça va bien.
2. Je m'appelle (Marjorie).
3. J'ai (douze) ans.
4. J'habite à (Hilversum).

Slide 3 - Slide

Bonjour ! Comment ça va ?

Slide 4 - Slide

Hoe gaat het?
  • Comment ça va?
Ça va
Ça va bien
Ça va mal
Super!
  • Merci et toi? 

Slide 5 - Slide

Hoe vraag je in het Frans hoe iemand heet?
A
Comment ça va?
B
Comment tu t'appelles?
C
Quel âge as tu?
D
Tu aimes voyager?

Slide 6 - Quiz

Hoe zeg je "goedemorgen" in het Frans?
A
Bonne chance
B
Beaucoup
C
Bonne nuit
D
Bonjour

Slide 7 - Quiz

Doei/dag =
A
à demain
B
au revoir
C
bonjour
D
salut

Slide 8 - Quiz

Comment tu t'appelles? (geef antwoord op deze vraag)

Slide 9 - Open question

Tu habites où?

Slide 10 - Open question

Ça va?

Slide 11 - Open question

Je m'appelle Wies. Wat betekent deze zin?

Slide 12 - Open question

J'habite à Amsterdam

Slide 13 - Open question

Ça va bien!

Slide 14 - Open question

Maintenant:
* Herhalen ww aller + oefenen met verbuga.eu
*  Intro chapitre 2, leçon 1 WB maken opdrachten 1 tot met 6
* Huiswerk noteren in je agenda: -herhalen voca A en leren voca B afmaken 

Slide 15 - Slide

Het werkwoord 'aller'
'Aller' betekent in het Nederlands 'gaan'.



'Aller' is een onregelmatig werkwoord, net als 'être' en 'avoir' die je eerder hebt geleerd.

Slide 16 - Slide

Het werkwoord 'aller' vervoegen:
Frans
Nederlands
je vais
ik ga
tu vas
jij gaat
il/elle va
hij/zij gaat
on va
wij gaan
nous allons
wij gaan
vous allez
u gaat/jullie gaan
ils/elles vont
zij gaan

Slide 17 - Slide

Vul de goede vorm van 'aller' in:
je ...
A
vais
B
vas
C
va
D
vont

Slide 18 - Quiz

Vul de goede vorm van 'aller' in:
on ...
A
vas
B
va
C
allons
D
allez

Slide 19 - Quiz

Vul de goede vorm van 'aller' in:
vous ...
A
allons
B
allez
C
aller
D
vont

Slide 20 - Quiz

Vul de goede vorm van 'aller' in:
elle
A
vais
B
vas
C
va
D
vont

Slide 21 - Quiz

Vul de goede vorm van 'aller' in:
Les amis ...
A
va
B
allons
C
vont
D
aller

Slide 22 - Quiz

Vul de goede vorm van 'aller' in:
nous ...
A
allons
B
allez
C
vont
D
aller

Slide 23 - Quiz