Taal: blok 5 les 4 - 1e, 2e, 3e persoon

Welk woord hoort bij de 1e persoon enkelvoud?
A
wij
B
jullie
C
ik
D
de man
1 / 16
next
Slide 1: Quiz
TaalBasisschoolGroep 6

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welk woord hoort bij de 1e persoon enkelvoud?
A
wij
B
jullie
C
ik
D
de man

Slide 1 - Quiz

Welk woord hoort er bij de 3e persoon meervoud?
A
jullie
B
de pennen
C
wij
D
hij

Slide 2 - Quiz

Welk woord hoort er bij de 2e persoon enkelvoud?
A
wij
B
jullie
C
jij
D
de man

Slide 3 - Quiz

enkelvoud

1e p          ik

2e p         jij, je, u

3e p         hij, zij, het
                  de man, de hond, de                        kat, het boek
           
meervoud

1e p         wij

2e p        jullie

3e p        zij
                 de mannen, de                                  honden, de katten, de                     boeken

Slide 4 - Slide

1e persoon
Hoor ik zelf bij

Slide 5 - Slide

Welke woorden horen er bij de 1e persoon enkelvoud én meervoud?

Slide 6 - Open question

2e persoon
De tweede persoon praat ik tegen

Slide 7 - Slide

Welke woorden horen er bij de tweede persoon enkelvoud én meervoud?

Slide 8 - Open question

3e persoon
Je praat over iemand die er niet bij is

Slide 9 - Slide

Welke woorden horen er bij de 3e persoon enkelvoud én meervoud?

Slide 10 - Open question

Ik vraag aan de man waar ik heen moet.

Slide 11 - Open question

Ik =
A
1e p enkelvoud
B
2e p enkelvoud
C
3e p meervoud
D
3e p enkelvoud

Slide 12 - Quiz

In de verte zien we ze al aankomen.

Slide 13 - Open question

We =
A
1e p enkelvoud
B
1e p meervoud
C
2e p enkelvoud
D
2e p meervoud

Slide 14 - Quiz

De honden spelen wild met elkaar.

Slide 15 - Open question

De honden =
A
2e p enkelvoud
B
1e p meervoud
C
2e p meervoud
D
3e p meervoud

Slide 16 - Quiz