examenstof politiek 4.2

De punten bij 4.2 gaan over:

Dat je kan uitleggen op welke wijze overheidsbeleid tot stand komt, de invloed van de Europese Unie daarin aangeven/herkennen en noemen/herkennen hoe Europese besluiten tot stand komen.
1 / 42
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 42 slides, with text slides and 10 videos.

Items in this lesson

De punten bij 4.2 gaan over:

Dat je kan uitleggen op welke wijze overheidsbeleid tot stand komt, de invloed van de Europese Unie daarin aangeven/herkennen en noemen/herkennen hoe Europese besluiten tot stand komen.

Slide 1 - Slide

4.2.1 De kandidaat kent/weet de namen en taken van de actoren en hun rol in het politieke besluitvormingsproces, voor het landelijk bestuursniveau.


Dus dan bedoelen ze bijvoorbeeld:
  • Minister, regering, kabinet, lijsttrekker, coalitie, oppositie, fractie, ministerpresident, parlement, senaat.
  • Je weet hoe een besluit tot stand komt. 
Dit kan je dus allemaal vinden in examenstof 4.1 

Slide 2 - Slide

4.2.2 De kandidaat kent/weet de namen en taken van de actoren op het gemeentelijke bestuursniveau en hun rol in het politieke besluitvormingsproces:

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Er is een gekozen gemeenteraad (de volksvertegenwoordiging) en er is een dagelijks bestuur. Dat wordt gevormd door het college van burgemeester en wethouders
(college van B en W). Ook op gemeentelijk niveau moet het dagelijks bestuur de goedkeuring hebben van de meerderheid van de volksvertegenwoordiging. Daarom vindt ook in gemeenten coalitievorming plaats. De wethouders worden door de
gemeenteraad voorgedragen. 

Slide 5 - Slide

De gemeenteraad is dus de volksvertegenwoordiging en is het hoofd van de gemeente. 
De gemeenteraad wordt
door de inwoners van de gemeente gekozen. 
Als volksvertegenwoordigers van de gemeente neemt de gemeenteraad besluiten over gemeentelijk beleid en controleren
ze het college van B en W.

Slide 6 - Slide

De burgemeester wordt door de Kroon (koning) benoemd. De burgemeester hoort boven de partijen te staan. De burgemeester is de voorzitter van zowel het college als de gemeenteraad. 
De burgemeester is verantwoordelijk voor handhaving van de
openbare orde, voor veiligheid in de gemeente en representeert de gemeente.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

verdere taken
Er is een driehoeksoverleg tussen de burgemeester, officier van justitie en de politie over de aanpak van criminaliteit. De burgemeester is belast met de handhaving van de openbare orde

Slide 9 - Slide

De taken van de gemeente zijn onder meer: 
-het bijhouden wie er in een gemeente woont
- heffen van lokale belastingen
-uitgeven van officiële documenten
-uitgeven van uitkeringen
-aanleggen van straten fietsroutes, voetpaden 
-het maken van bestemmingsplannen.

Slide 10 - Slide

4.2.3 De kandidaat kent/weet de volgende kenmerken, functies en rollen van politieke partijen:
Kenmerken:
 Politieke partijen zijn verenigingen die zich bezighouden met het inrichten van de
samenleving als geheel.
 Politieke partijen doen mee aan verkiezingen.
 Politieke partijen proberen politieke macht te verwerven om hun doelen te realiseren.

Functies:
 Politieke partijen formuleren partij- en verkiezingsprogramma’s om hun ideeën onder
de aandacht van burgers te brengen.
 Politieke partijen wegen verschillende belangen tegen elkaar af.
belang
het voordeel dat je ergens bij hebt

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

regeerakkoord
De mate van invloed van een politieke partij is (onder meer) afhankelijk van haar deelname aan het dagelijks bestuur. 

Wanneer dit het geval is zijn zij medeverantwoordelijk voor het opstellen van een regeerakkoord/collegeakkoord. 
regeerakkoord
Hierin staan de plannen voor het regeringsbeleid voor de komende jaren.

Slide 13 - Slide

coalitie en oppositie
Wanneer een politieke partij deelneemt aan het dagelijks bestuur spreken we van een coalitiepartij 

Wanneer zij niet deelneemt aan het dagelijks bestuur spreken we van een oppositiepartij.
dagelijks bestuur
het kabinet (dus ministers en staatssecretarissen)

Slide 14 - Slide

4.2.4 De kandidaat kent/weet de rol van ambtenaren in de politieke besluitvorming:
Ambtenaren zijn werknemers in dienst van de overheid, bijvoorbeeld: beleidsmakers, leraren, politieagenten, defensiepersoneel, etc.

Ambtenaren vallen onder de politieke verantwoordelijkheid van het dagelijks bestuur (dus minister/staatssecretaris is verantwoordelijk), maar wanneer na verkiezingen het dagelijks bestuur verandert (er dus een nieuw kabinet komt), blijven de ambtenaren vaak zitten.

Slide 15 - Slide

Beleidsambtenaren hebben vanwege onderstaande kenmerken een grote invloed op het opstellen en uitvoeren van besluiten.
 ze hebben vaak specialistische kennis;
 ze spelen een grote rol in het voorbereiden van wetsvoorstellen;
 ze spelen een grote rol bij het uitvoeren van wet- en regelgeving.

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

4.2.5 De kandidaat kan de functies die de media spelen in een democratie noemen, herkennen, beschrijven en toepassen. 

Slide 18 - Slide

Een democratie kan niet zonder goed functionerende vrije media. Media vervullen namelijk een aantal functies die van belang zijn voor een democratie.
Informatiefunctie: via media worden burgers geïnformeerd over overheidsbeleid over
zaken die zich afspelen in de politiek en de maatschappij. Dat is belangrijk, omdat
burgers op basis daarvan hun mening kunnen vormen.

Controle- of waakhondfunctie: media zelf stellen politieke en maatschappelijke
misstanden aan de kaak en kunnen kritisch onderzoek naar het uitgevoerde (of
beloofde) beleid van de overheid doen. Ze worden daarom ook wel de waakhond van
de democratie genoemd.

Agendafunctie: via vrije pluriforme media kunnen allerlei actoren proberen de
publieke (en soms daarmee ook de politieke) agenda te beïnvloeden.

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

4.2.6 De kandidaat kan de fasen in het proces van politieke besluitvorming noemen, herkennen, beschrijven en toepassen:
Vanaf het moment dat een bepaald onderwerp door politici wordt besproken in de volksvertegenwoordiging, of tijdens een vergadering met het dagelijks bestuur, staat dat onderwerp op de politieke agenda.

Slide 21 - Slide

4.2.6.1 Fase 1 Agendavorming:
Het uiten van wensen die leven in de maatschappij, met als doel die op de politieke agenda te krijgen.
Burgers, organisaties, pressie- en belangengroepen proberen hun wensen en verlangens op de politieke agenda te krijgen. 
Het succes van hun pogingen hangt onder meer af van
het kunnen mobiliseren van de publieke opinie.
Fase 1 is afgerond als de wensen en verlangens op de politieke agenda staan.

Slide 22 - Slide

4.2.6.2 Fase 2 Beleidsvoorbereiding:
Vergelijken of afwegen van en het bedenken van oplossingen voor vraagstukken.
- Mogelijk nieuw beleid wordt opgesteld en vaak met hulp van ambtenaren voorbereid,
dat wil zeggen: er wordt gekeken naar haalbaarheid, kosten, effectiviteit en
draagvlak.
- Pressiegroepen en andere actoren proberen ook tijdens deze fase invloed uit te
oefenen. Dagelijks bestuur en volksvertegenwoordigers bepalen hun standpunten
over het (mogelijk nieuwe) beleid.

Fase 2 is afgerond vlak voordat de besluitvorming plaatsvindt.

Slide 23 - Slide

4.2.6.3 Fase 3 Beleidsbepaling:
Het beslissen over problemen of over de besluitvormingsfase.

Eerst neemt het dagelijks bestuur een voorlopige beslissing.
Vervolgens besluit de volksvertegenwoordiging over het (al dan niet) aannemen van het nieuwe beleid/nieuwe wetgeving.

Fase 3 is afgerond als de volksvertegenwoordiging de uiteindelijke beslissing heeft genomen.

Slide 24 - Slide

4.2.6.4 Fase 4 Beleidsuitvoering:
Het uitvoeren van besluiten.
Onder politieke verantwoordelijkheid van het dagelijks bestuur zijn ambtenaren belast met de uitvoer van wetten en maatregelen. Tijdens de uitvoer kan blijken dat het veranderde beleid moeilijk (of niet) uitvoerbaar is.
Beleidsvorming is een doorgaand proces waarin een aangenomen wet geen definitief eindpunt vormt. Er zijn voortdurend reacties vanuit de samenleving op genomen besluiten. Dit wordt ‘terugkoppeling’ genoemd. De politieke besluitvorming kan dan weer opnieuw beginnen.

Slide 25 - Slide

4.2.7 De kandidaat kent/weet de rol en de noodzaak van het sluiten van compromissen in het politieke besluitvormingsproces:
Politieke besluiten zijn vaak het gevolg van het sluiten van compromissen. Compromissen zijn overeenkomsten tussen groepen en individuen waarbij elke kant toegeeft.

Compromissen zijn noodzakelijk in de formatie van het dagelijks bestuur en bij het vormen van meerderheden in de volksvertegenwoordiging.

Slide 26 - Slide

4.2.8 De kandidaat kent/weet deze knelpunten van de parlementaire democratie:
- Om meer invloed te krijgen moeten politieke partijen vaak compromissen sluiten. Daardoor kan onbegrip ontstaan bij kiezers.

- Burgers ervaren een kloof tussen henzelf en politici.

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Video

andere knelpunten
-De achterban van politieke partijen staat minder vast, burgers voelen minder binding met een politieke partij.
- Er is sprake van een versplinterd politiek landschap. Er komen relatief snel nieuwe politieke partijen in de volksvertegenwoordiging met een klein aantal zetels, wat coalitievorming lastiger kan maken.

Politieke partijen hebben minder aandacht voor de lange termijn. Zij spelen in op de actualiteit en zijn hierdoor gevoeliger voor de waan van de dag.

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Link

4.2.9 De kandidaat kent/weet de redenen voor de Europese samenwerking:
Na de Tweede Wereldoorlog ontstond Europese samenwerking. Het doel hiervan was het bevorderen van vrede door economische ontwikkeling en samenwerking. Uiteindelijk
mondde deze samenwerking uit in de Europese Unie. 

Slide 31 - Slide

De doelstellingen van de Europese Unie zijn:
- Vrede
-Welzijn
-Het garanderen van Europese waarden: onder meer vrijheid, gelijkheid en veiligheid
-Economische samenwerking. Hieronder valt het vrije verkeer van goederen, diensten,
kapitaal en personen

Slide 32 - Slide

De voorwaarden om toe te mogen treden tot de EU zijn: 
- In Europa liggen
- Een functionerende rechtsstaat zijn
- Een democratische bestuursvorm hebben
- Een goed functionerende markteconomie bezitten
- Mensenrechten garanderen

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Video

4.2.12 De Europese Unie maakt beleid op vraagstukken die moeilijk op nationaal niveau kunnen worden aangepakt. 
Buitenlands beleid; bijvoorbeeld: asiel- en integratiebeleid
Milieuwetgeving; bijvoorbeeld: emissie-eisen
Justitie; bijvoorbeeld: misdaad- en terreurbestrijding 
Economische samenwerking; bijvoorbeeld: de Euro, spelregels voor een goed
functionerende markteconomie
Bescherming van de rechten van consumenten op Europees niveau; bijvoorbeeld:
garantietermijnen en rechten bij aankoop van producten.
Garanderen van de voedselveiligheid; bijvoorbeeld: het E-nummer systeem voor
ingrediënten.
Stimuleren van Europees burgerschap; bijvoorbeeld: recht op aan EU-burgerschap
verbonden rechten, zoals reizen, wonen, werken en studeren binnen de EU.
EU.

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Video

4.2.13 De kandidaat kan de Europese besluitvorming door Europese instanties noemen, herkennen, beschrijven en toepassen:
- Eens in de vijf jaar brengen burgers van de verschillende EU-landen hun stem uit
voor het Europees parlement.
- Voorstellen van de Europese Commissie worden voorgelegd aan de Raad van de
Europese Unie en het Europees Parlement, die daarover stemmen.
- De regeringsleiders van de EU-lidstaten, in de Europese Raad, bepalen de richting
waarin de Europese Unie gaat.
- De Europese Commissie mag als enige EU-instelling Europese wetgeving voorstellen,
heeft de uitvoerende taak en controleert of de lidstaten de Europese wetgeving juist
toepassen.
- Onder Europese wetgeving kunnen er besluiten en richtlijnen aangenomen worden.
Richtlijnen zijn een speciale categorie van wetgeving, namelijk een lidstaat moet een
bepaald doel halen, maar hoe ze dat doet mag de lidstaat zelf bepalen.

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Video

4.2.14 De kandidaat kent/weet de problemen bij en de kritiek op de Europese samenwerking: 
-Bepaalde groepen en mensen vinden dat de EU te veel de zelfstandigheid van de afzonderlijke lidstaten beperkt.

- Burgers vinden politieke besluitvorming op Europees niveau onvoldoende transparant.

- Lidstaten met veel inwoners in de EU hebben veel meer macht en invloed dan landen met weinig inwoners.
onvoldoende transparant
het wordt niet begrepen, gezien en gehoord.

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Video

Slide 41 - Link

Slide 42 - Video