Les 03: Woordenschat 3

Wereldoriëntatie
Wereldoriëntatie en leven in Nederland
1 / 41
next
Slide 1: Slide
Wereldoriëntatie, NT2Middelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Wereldoriëntatie
Wereldoriëntatie en leven in Nederland

Slide 1 - Slide

Wereldoriëntatie
  • lessen over de aarde, geschiedenis en mensen

  • deze week: nieuwe woorden

Slide 2 - Slide

het dorp
het dorp= een kleine plaats waar mensen bij elkaar wonen

Waar is dit dorp?


Slide 3 - Slide

het dorp

Slide 4 - Slide

het dorp

Slide 5 - Slide

het dorp

Slide 6 - Slide

het dorp

Slide 7 - Slide

het platteland
het platteland= een gebied buiten de stad, boerenland


Slide 8 - Slide

het platteland

Slide 9 - Slide

het gebouw
het gebouw= een plek waar mensen in  wonen of werken

Je hebt veel verschillende soorten gebouwen: kerken, stations, kantoren etc.

Slide 10 - Slide

het gebouw

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Waar is dit gebouw?

Slide 17 - Slide

Waar is dit gebouw?
A
Spanje
B
Frankijk
C
Italië

Slide 18 - Quiz

Waar is dit gebouw?

Slide 19 - Slide

Waar is dit gebouw?
A
Rusland
B
India

Slide 20 - Quiz

Waar is dit gebouw?

Slide 21 - Slide

Waar is dit gebouw?
A
Amerika
B
Engeland
C
Ierland

Slide 22 - Quiz

Waar is dit gebouw?

Slide 23 - Slide

Waar is dit gebouw?

Slide 24 - Slide

Waar is dit gebouw?
A
Frankrijk
B
Spanje
C
Marokko
D
Italië

Slide 25 - Quiz

de snelweg
de snelweg= een weg waar alleen auto's op mogen

Hoeveel kilometer per uur mag je op de snelweg?

Slide 26 - Slide

druk/rustig
druk= veel mensen of veel geluid

rustig= weinig mensen of weinig geluid

Je kan het ook druk hebben
of iemand kan rustig zijn

Slide 27 - Slide

druk of rustig?
druk of rustig?

Slide 28 - Slide

druk of rustig?
druk of rustig?

Slide 29 - Slide

Druk of rustig?

Slide 30 - Slide

het openbaar vervoer

het openbaar vervoer= verplaatsen met taxi, bus, trein, metro of tram

Slide 31 - Slide

de winkel
de winkel= een bedrijf waar je dingen kunt kopen

Er zijn verschillende soorten winkels.

Slide 32 - Slide

welke winkel is dit?

Slide 33 - Slide

Welke winkel is dit?
A
boekenwinkel
B
kledingwinkel
C
speelgoedwinkel

Slide 34 - Quiz

welke winkel is dit?

Slide 35 - Slide

Welke winkel is dit?
A
speelgoedwinkel
B
dierenwinkel

Slide 36 - Quiz

welke winkel is dit?

Slide 37 - Slide

Welke winkel is dit?
A
leeswinkel
B
kastenwinkel
C
boekenwinkel

Slide 38 - Quiz

de fabriek
de fabriek= een bedrijf waar dingen worden gemaakt

Welke dingen worden in een fabriek gemaakt?

Slide 39 - Slide

meest/minst
meest= het grootste aantal

minst= het kleinste aantal

Welk land heeft de minste bergen?
Welk land heeft de meeste bergen?

Slide 40 - Slide

Woordenschat
  1. het dorp= een kleine plaats waar mensen bij elkaar wonen
  2. het platteland= een gebied buiten de stad, boerenland
  3. het gebouw= een plek waar mensen in wonen of werken
  4. de snelweg= een weg waar alleen auto's op mogen
  5. druk= veel mensen of veel geluid
  6. rustig= weinig mensen of weinig geluid
  7. het openbaar vervoer= verplaatsen met taxi, bus, trein, metro of tram
  8. de winkel= een bedrijf waar je dingen kunt kopen
  9. de fabriek= een bedrijf waar dingen worden gemaakt
  10. meest= het grootste aantal
  11. minst= het kleinste aantal

Slide 41 - Slide