La répétition Chapitre 5

1 / 29
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Aujourd'hui, c'est le ...

Slide 2 - Slide

Chapitre 5 - Objectif Santé
Objectif: la préparation pour le test 

Qu'est-ce qu'on va faire aujourd'hui?
1. La répétition du Chapitre 5:
- La négation
- Poser une question
- Dire que tu es malade / Parler de sa santé
2. Test diagnostique grammaire

Slide 3 - Slide

Chapitre 5 - Objectif Santé
Les objectifs
- Je kunt een gesprek over gezondheid
begrijpen, ken je woorden die te maken
 hebben met gezondheid
- Je kunt vertellen dat je ziek bent en waar
 je last van hebt.
- Je kunt vertellen of je ziek of gezond bent
- Je weet hoe je de ontkenning moet
gebruiken en hoe je een vraag stelt. 

Slide 4 - Slide

l'oeil
le bras
le pied
le dos
le genou
le ventre
la tête
het oog
de rug
de voet
de buik
de knie
de arm
het hoofd

Slide 5 - Drag question

Test diagnostique grammaire

Slide 6 - Slide

J'ai mal au ventre
J'ai mal aux pieds
J'ai mal au nez.

Slide 7 - Drag question

Hoe zeg je?
Zij heeft buikpijn.
A
Elle a mal au genou.
B
Elle a mal au ventre.
C
Elle a mal à la genou.
D
Elle a mal aux ventre.

Slide 8 - Quiz

Hoe vertaal je: Jij eet niets.
A
Tu ne manges rien.
B
Tu ne manges pas encore.
C
Tu manges rien.
D
Tu ne manges plus.

Slide 9 - Quiz

Hij vindt voetballen niet meer leuk.
A
Il n'aime plus le foot
B
Il n'aime jamais le foot
C
Il n'aime rien le foot
D
Il n'aime pas le foot

Slide 10 - Quiz

Geef ontkennend antwoord op de vragen. Gebruik de ontkenning tussen haakjes en maak hele zinnen.
Tu es souvent malade?
Non, je (nooit) _______________

Slide 11 - Open question

Geef ontkennend antwoord op de vragen. Gebruik de ontkenning tussen haakjes en maak hele zinnen.
Vous avez mangé quelque chose?
Non, nous (niets) _____________________

Slide 12 - Open question

Traduis en français.

Ja , ik doe aan dansen

Slide 13 - Open question

Les questions
Deux types de questions

Slide 14 - Slide

pourquoi
A
wie
B
waarom
C
waar
D
wanneer

Slide 15 - Quiz

combien
A
wanneer
B
waarom
C
hoeveel
D
waar

Slide 16 - Quiz

Traduis: wanneer

Slide 17 - Open question

la télé / vous / est-ce que / regardez

Slide 18 - Open question

il / le sport / aime / est-ce que

Slide 19 - Open question

mangé / tu / pourquoi / le biscuit / as / est-ce que

Slide 20 - Open question

habitent / ils / où

Slide 21 - Open question

Tu vas parler de ton mode de vie

Doel: je kunt een gesprek voeren waarin je vragen kunt stellen over en kunt vertellen over gezondheid


Slide 22 - Slide

La dialogue: la prononciation

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Le dé
Werk in tweetallen. Er wordt een dobbelsteen gebruikt. Als het getal even is, moet .... vragen stellen en ... antwoord geven.
Is het getal oneven, dan moet  .... vragen stellen en ... antwoord geven.

Slide 25 - Slide

Tu vas parler de ton mode de vie
Vertel:
- of jij wel/niet gezond leeft
- of je (niet) vaak ziek bent
- of je aan sport doet & welke sport
- hoe vaak jij traint / wanneer jij een wedstrijd hebt
- of jij gezond eet en wat jij dan eet (voorbeeld gezond of ongezond)

Slide 26 - Slide

2HV2 - Groupe B

Slide 27 - Slide

Les devoirs pour 2HV
La répétition Chapitre 5 + Faire le bilan (D-toets)

Compréhension écrite (leesvaardigheid)

Le grand test (PW) Chapitre 5 (sur Learnbeat)

Slide 28 - Slide

Grammaire
Chapitre 4
Frans 3H (HMA)

Slide 29 - Slide