2F Hoofdstuk 2

2F Hoofdstuk 2

Optellen en aftrekken

2.1 hoofdrekenen

=

sommen snel uit het hoofd uitrekenen

zonder pen, papier, rekenmachine 

of andere hulpmiddelen

Hoe dan?

verschillende strategieën

- omkeren

- splitsen

- rijgen

- veranderen

- schakelen

76-48=

828-399=

25+1468=

33+32+18+17=

En bij grote getallen?

126.000+43.000=

                                          nullen wegstrepen

126.000+43.000= 169

                                                nullen terugplaatsen

126.000+43.000=169.000

13.000+600.000=

13.000-7.000=

83.000.000+47.000.000=

83.000.000-47.000.000=

En bij komma getallen?

- splitsen

Dit is wel anders bij + of - sommen

3,28+5,71

tel de eenheden, tienden en honderdsten bij elkaar op.

3+5=8

0,2+0,7=0,9

0,08+0,01=0,09

tel de uitkomsten bij elkaar op

8+0,9+0,09=8,99

3,62+2,74

trek de eenheden, tienden en honderdsten van het getal af. 

3,62-2=1,62

1,62-0,7=0,92

0,92-0,04=0,88

2,3+1,25=

0,04+4,78=

8,8-3,6=

7,49-2,99=

2.2 Op papier

cijferend uitrekenen

je zet de sommen onder elkaar op papier. 

Let op: honderdtallen onder honderdtallen

tientallen onder tientallen

eenheden onder eenheden

reken uit op papier
358+227=

reken uit op papier
2.755+1.436=

reken uit op papier
627-283=

reken uit op papier
4685-1367=

komma getallen

Let op:

zet de komma's onder elkaar!

reken uit op papier
1,34+5,82=

reken uit op papier
12,42-7,67=

2.3 Negatieve getallen

reken uit
14-40=