Samenvatting LE 14 in vraagvorm

Persoon die onder bewind staat is geregistreerd in het openbare curatele- en bewindregister.
A
Ja, dit is altijd zo.
B
Nee
C
Nee, dit moet eerst goedgekeurd worden door de kantonrechter.
D
Ja, mits de curatele toestemming geeft.
1 / 26
next
Slide 1: Quiz
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Persoon die onder bewind staat is geregistreerd in het openbare curatele- en bewindregister.
A
Ja, dit is altijd zo.
B
Nee
C
Nee, dit moet eerst goedgekeurd worden door de kantonrechter.
D
Ja, mits de curatele toestemming geeft.

Slide 1 - Quiz

Wat hoort bij elkaar?
timer
1:00
Curator
Bewindvoerder
Mentor
Persoonlijke verzorging
Financiën en Persoonlijke verzorging
Financiën

Slide 2 - Drag question

Waarom krijgt een persoon een mentor?
timer
0:30

Slide 3 - Open question

Welke 2 items zijn van belang in de Wet zorg & dwang?
timer
0:30

Slide 4 - Open question

Wanneer mag er een noodmaatregel toegepast worden?
A
Als de cliënt het zelf niet snapt.
B
Als de cliënt de zorg niet wil ontvangen.
C
Als de cliënt een gevaar voor zichzelf of zijn omgeving is.
D
Als de mentor toestemming heeft gegeven.

Slide 5 - Quiz

Wat valt onder middelen en maatregelen?
A
Rustgevende medicatie.
B
Gecamoufleerde medicatie.
C
Met cliënt afgesproken maximale telefoontijd.
D
's Nachts voordeur op slot.

Slide 6 - Quiz

Een arts dient altijd informatie over de behandeling met de cliënt te bespreken.
A
Ja, want de cliënt heeft informatierecht.
B
Ja, want de cliënt dient toestemming te geven.
C
Nee, want de arts bepaald de informatie van de behandeling.
D
Nee, als de informatie ernstige schadelijke gevolgen kan hebben voor de cliënt hoeft dit niet.

Slide 7 - Quiz

Wat houdt een zorgprofiel in zijn totaliteit (voorheen zorgzwaartepakket) in?
A
De zorg die geboden dient te worden in het wonen en dagbesteding inclusief vervoer.
B
De woonlocatie en dagbestedingslocatie die de zorg mag bieden met de hoeveelheid geld die hiervoor beschikbaar is.
C
De hoeveelheid geld die beschikbaar is voor de te geven zorg.
D
De zorg die geboden dient te worden met de hoeveelheid geld die hiervoor beschikbaar is.

Slide 8 - Quiz

Welke instantie kent de zorgprofielen toe?
A
Wet langdurige zorg.
B
De gemeente.
C
Centraal instituut voor zorgtoekenning.
D
De overheid.

Slide 9 - Quiz

Wat is kenmerkend voor de verschillen in de zorgprofielen voor mensen met een verstandelijke beperking?
A
De gedragsregulatie op het gebied van beperkingen die geboden wordt in de zorg.
B
De specifieke zorg die geboden wordt op het gebied van beperkingen en de ondersteuning die daarbij nodig is.
C
De ADL-ondersteuning op het gebied van beperkingen die geboden wordt zorg.
D
Het behouden van vaardigheden en ontwikkelingen en de ondersteuning in de zorg die daarbij nodig is.

Slide 10 - Quiz

Wat is beroepsethiek?
A
Geheel normen die je dient op te volgen in de uitoefening van het beroep.
B
Normen die je hanteert in de samenleving.
C
Geheel van waarden die samenhangen met het beroep of de uitoefening ervan.
D
Regels waaraan je gehoor dient te geven in de uitoefening van het beroep.

Slide 11 - Quiz

Wat wordt er verstaan onder ethisch handelen?
A
Probleem van zorgvrager centraal stellen en zorgvuldig handelen.
B
Het probleem van alle kanten bekijken, een standpunt in nemen en er naar handelen.
C
Handelen vanuit je eigen waarden en normen.
D
Goede zorg verlenen en de vertrouwensband in stand houden met de zorgvrager.

Slide 12 - Quiz

Wat is het verschil tussen normen en waarden?
A
Waarden zijn idealen die je belangrijk vindt en normen zijn de getoonde gedragingen die daarbij horen.
B
Normen zijn idealen die je belangrijk vindt en waarden zijn de getoonde gedragingen die daarbij horen.

Slide 13 - Quiz

Wat valt onder de wet WGBO?
A
Inzagerecht, klachtrecht, recht op privacy.
B
Informatierecht, behandelplicht, toestemmingsvereiste.
C
Toestemmingsvereiste, recht op privacy, geheimhoudingsrecht.
D
Plicht tot meewerken behandeling, behandelrecht, inzagerecht.

Slide 14 - Quiz

Waarom zijn mensen met een verstandelijke beperking vaker het slachtoffer bij seksueel misbruik?
A
Ze kunnen het niet vertellen, cognitieve tekortkomingen, ouders zijn vaak misbruikt.
B
Cognitieve tekortkomingen, levenslange afhankelijkheidsrelatie, onbereikbaar via gangbare kanalen.
C
Ze kunnen het niet vertellen, onbereikbaar via gangbare kanalen, ouders zijn vaak misbruikt.
D
Levenslange afhankelijkheidsrelatie, geen of gebrekkige seksuele voorlichting, emotionele tekortkomingen.

Slide 15 - Quiz

Het geven van voorlichting over seksualiteit is een onderdeel van de zorg. Dit onderdeel wordt tegenwoordig vrij en open besproken.
A
Juist.
B
Onjuist

Slide 16 - Quiz

Bij mensen met een lichte verstandelijke beperking houd je extra rekening met het feit dat de omgeving een belangrijke invloed kan hebben op het ‘willen veranderen’ van gedrag met betrekking tot gezondheid.
A
Juist.
B
Onjuist

Slide 17 - Quiz

Aandacht besteden aan een doorlopende zorgverlening betekent vanuit een professionele houding aandacht besteden aan de wensen en mogelijkheden van de zorgvrager.
A
Juist.
B
Onjuist

Slide 18 - Quiz

De zorgvrager met een verstandelijke beperking heeft inspraak in het ondersteuningsplan en de verpleegkundige zal dan ook met regelmaat in gesprek gaan met de zorgvrager.
A
Juist.
B
Onjuist

Slide 19 - Quiz

De voorlichtingspijl bestaat uit zes fasen.
Zet de fasen in de juiste volgorde.
timer
0:30
1
2
3
4
5
6
Begrijpen
Willen
Kunnen
Blijven doen
Doen
Open staan

Slide 20 - Drag question

Stel, een zorgvrager is niet gemotiveerd om zijn gedrag te veranderen.
Wat zou je kunnen doen om ervoor te zorgen dat de zorgvrager toch gemotiveerd raakt?
A
Druk uitoefenen.
B
Argumenten aanvoeren die de nadelen van de het niet opvolgen van gedragsverandering laten zien.
C
Argumenten aanvoeren die de voordelen van de gedragsverandering laten zien .
D
Dreigen met straffen.

Slide 21 - Quiz

Bij mensen met een verstandelijke beperking kunnen seksuele gevoelens leiden tot grensoverschrijdend gedrag.
A
Juist.
B
Onjuist.

Slide 22 - Quiz

Je gebruikt zo veel mogelijk expliciet beeldmateriaal en afbeeldingen bij seksuele voorlichting, zodat er geen misverstanden kunnen ontstaan.
A
Juist.
B
Onjuist.

Slide 23 - Quiz

Mensen met een beperking hebben minder behoefte aan seks dan mensen zonder beperking.
A
Juist.
B
Onjuist.

Slide 24 - Quiz

Voordat je seksuele voorlichting geeft, zoek je eerst uit wat de zorgvrager precies wil weten.
A
Juist.
B
Onjuist.

Slide 25 - Quiz

Hebben jullie de oefenopdrachten die bij LE 14 horen al laten aftekenen door de docent?
A
Ja
B
Nee, ga ik meteen regelen!

Slide 26 - Quiz