NL DVL 2.1.3. - Tekstsoorten en tekstdoelen 2D

Hoe lees je een tekst?
1 / 41
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Hoe lees je een tekst?

Slide 1 - Slide

Na deze les: 
- Weet je welke Nederlandse examens je hebt en wanneer;
- Kan je verschillende leesstrategieën toepassen;



Slide 2 - Slide

Lesplanning
Voorstellen 
Uitleg examenjaar
Leesstrategieën (opdracht - uitleg ) 
Oefenexamen maken
Reflectieformulier






Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Studiepunten

Studiepunten: 4 oefenexamens af + actieve bijdrage les

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Vraag
Welke leesstrategieën pas je toe bij een examen? 

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Oefenexamen maken


Oefenexamen 1 maken

Slide 18 - Slide

Reflectieformulier

Slide 19 - Slide

Na deze les kun je:
- de belangrijkste tekstdoelen (informeren, overtuigen, overhalen en instrueren) herkennen;

Slide 20 - Slide

Planning
- Terugblik
- opdracht
- Uitleg tekstdoelen/ tekstsoorten
- oefenexamens maken
- vragenlijst

Slide 21 - Slide

Terugblik

Slide 22 - Slide

Opdracht

Slide 23 - Slide

Welke tekstsoorten ken je?

Slide 24 - Open question

Slide 25 - Video

Tekstsoorten en tekstdoelen
Informeren: informatie geven met feiten 
Overtuigen: mening geven
Overhalen: lezer activeren dat hij iets gaat doen
Instrueren: instructie geven
Amuseren: vermaken

Slide 26 - Slide

Informerende tekst
Schrijver wil informatie geven. Er staan vooral feiten in de tekst. Er staat geen mening in van de schrijver zelf.


Als er een mening in een informerende tekst staat, is die mening van iemand anders. Er staat dan bij van wie die mening is.

Wat is een 'feit'?
Van een feit kan je bewijzen dat het waar is.

Slide 27 - Slide

Overtuigen & overhalen
Overtuigen: de schrijver geeft zijn mening om de lezer te overtuigen. 
Er staat één mening centraal. Er staan argumenten in de tekst. 
Bijv. ingezonden brief of internetforum

Overhalen: de schrijver wil de lezer overhalen om iets te doen/ te activeren. 
Bijv. reclame of een uitnodiging.

Slide 28 - Slide

Instrueren
Uitleg hoe je iets moet doen. 
Kenmerken:
  • stapsgewijs
  • gebiedende wijs/ aanspreken met ‘jij’ of ‘u’.
  • afbeeldingen

Voorbeeld instruerende tekst: handleiding

Werkwoord aan begin van de zin die zegt wat je moet doen.
Stap op je fiets’ / ‘Neem een theelepel zout’

Slide 29 - Slide

Amuseren
Tekst om je te vermaken/ ter ontspanning. 

Bijv. boek, strip, gedicht

Slide 30 - Slide

Tekstsoorten

Doel van een reclametekst
A
Informeren
B
Je iets laten doen
C
Mening geven
D
Je iets leren

Slide 31 - Quiz

Tekstsoorten

Doel van een strip
A
Informeren
B
Je iets laten doen
C
Mening geven
D
Amuseren

Slide 32 - Quiz


A
Informerende tekst
B
Overtuigende tekst
C
Instruerende tekst
D
Amuserende tekst

Slide 33 - Quiz

Sleep de tekstsoorten naar het juiste tekstdoel
Gevoelens oproepen
Mening geven
Instrueren

Slide 34 - Drag question

Sleep de tekstsoorten naar het juiste tekstdoel
Informeren
Activeren
Overtuigen
Amuseren

Slide 35 - Drag question

Sleep de tekstsoorten naar het juiste tekstdoel
Informeren
Activeren
Overtuigen
Amuseren

Slide 36 - Drag question

Oefenexamens maken
Maak dit in Chrome (niet Explorer)

Slide 37 - Slide

Vragenlijst 

Slide 38 - Slide

Volgende les: 
Opbouw van een tekst
signaalwoorden & signaalzinnen



Slide 39 - Slide

Sleep de tekstdoelen naar de juiste teksten. Je houdt er 2 over.
Amuseren
Overtuigen
Informeren
Waarschuwen
Activeren
Adviseren
Instrueren

Slide 40 - Drag question

Sleep de tekstvormen naar de bijbehorende tekstdoelen.
informeren
overtuigen
activeren
amuseren
stripverhaal
handleiding
schoolboektekst
filmrecensie
advertentie
roman
ingezonden brief

Slide 41 - Drag question