Paragraaf 2.1: Spanningen in Europa DEEL 1

Eerste Wereldoorlog
1 / 23
next
Slide 1: Mind map
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3,4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Eerste Wereldoorlog

Slide 1 - Mind map

Welk land verklaarde als eerste de oorlog aan het begin van de Eerste Wereldoorlog?
A
Rusland
B
Oostenrijk-Hongarije
C
Duitsland
D
Frankrijk

Slide 2 - Quiz

Wie is deze wereldberoemde soldaat uit de Eerste Wereldoorlog?
A
Joseph Stalin
B
Adolf Hitler
C
Prins Bernard
D
Benito Mussolini

Slide 3 - Quiz

2.1: Spanningen in Europa
Er heerst spanning in Europa. Hier liggen het modern imperialisme, het nationalisme, de wapenwedloop, het militarisme en de bondgenootschappen aan ten grondslag. Een fatale middag in juni 1914 zorgt ervoor dat het onvermijdelijke gebeurt; er breekt een grote oorlog uit in Europa. 

Slide 4 - Slide

Leerdoelen 2.1
2.1A: Je kunt het verschil tussen oorzaken, een aanleiding en gevolgen uitleggen.
2.1B: Je kunt uitleggen hoe het modern imperialisme, het nationalisme, de wapenwedloop, militarisme en bondgenootschappen hebben gezorgd voor het ontstaan van de Eerste Wereldoorlog.
2.1C: Je kunt de begrippen oorzaken en aanleiding toepassen op het ontstaan van de Eerste Wereldoorlog.

Slide 5 - Slide

Oorzaken, aanleiding en gevolgen
2.1A

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Modern imperialisme
  • Industrialisatie Europa
  • Koloniën in Afrika en Azië nodig voor grondstoffen & afzetmarkt
  • Koloniën belangrijk voor economie moederlanden
  • Maar ook: kracht laten zien op het wereldtoneel!
  • Duitsland, Italië en België laat op het (wereld)toneel

2.1B

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Frans-Duitse Oorlog
  • Eerst tientallen Duitse staatjes
  • 1870-1871: Oorlog tussen Frankrijk en Duitse staatjes o.l.v. Pruisen
  • Verpletterende Duitse overwinning
  • Gebiedsverlies Frankrijk
  • Eenwording Duitsland in spiegelzaal Paleis van Versailles
  • Frankrijk wilde wraak!

2.1B

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Nationalisme
Trots op eigen land, volk en cultuur, zorgde voor spanningen:
  • Twee grote nieuwe landen: Italië en Duitsland. Vooral Duitsland werd machtig en invloedrijk. Oude grootmachten kregen concurrentie!
  • Kleine volken hadden geen eigen land, wilden dit veranderen!
2.1B

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Militairisme
  • Grote en goed bewapende legers van Europese grootmachten
  • Door industrialisatie grote capaciteit voor wapenproductie
  • Wapenwedloop: Strijd om meeste en krachtigste wapens
  • Geen angst, eerder trots op uniformen, stoere taal en wapens = militairisme

2.1B

Slide 14 - Slide

Leg uit waarom de Europese landen in de loop van de negentiende eeuw steeds meer grondstoffen nodig hadden.

Slide 15 - Open question

Verklaar waarom de eenwording van Duitsland zorgt voor extra spanningen tussen Europese landen in Azië en Afrika.

Slide 16 - Open question

Bekijk de kaart. Leg uit waarom Frankrijk en Rusland zich bedreigd voelde door de eenwording van Duitsland.

Slide 17 - Open question

Bekijk de kaart. Leg uit dat nationalisme een grote dreiging vormde voor Oostenrijk-Hongarije.

Slide 18 - Open question

Wat hebben militarisme en nationalisme met elkaar te maken?

Slide 19 - Open question

Waarom zochten Europese landen koloniën tijdens het modern imperialisme?
A
Voor religieuze missies
B
Voor politieke bondgenoten
C
Voor grondstoffen en afzetmarkten
D
Voor militaire training

Slide 20 - Quiz

Hoe droeg het nationalisme bij aan het imperialisme?
A
Het creëerde een gevoel van superioriteit ten opzichte van andere culturen.
B
Het leidde tot culturele diversiteit
C
Het bevorderde wereldwijde samenwerking
D
Het stimuleerde dekolonisatiebewegingen

Slide 21 - Quiz

Welke gebeurtenis vormde de aanleiding tot de Duitse eenwording in 1871?
A
De Frans-Duitse oorlog
B
Verovering van koloniën in Afrika
C
De Napoleontische oorlogen
D
De Dertigjarige Oorlog

Slide 22 - Quiz

Hoe beïnvloedde het nationalisme de stabiliteit van Oostenrijk-Hongarije?
A
Het bevorderde economische samenwerking
B
Het verenigde de verschillende etnische groepen
C
Het versterkte de positie van de monarchie
D
Het leidde tot opstanden en separatisme

Slide 23 - Quiz