8.5

1 / 33
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Welkom! 
Welkom

Slide 2 - Slide

Welkom! 
Planning:
Planning tot aan SE
05 min
Herhalingsquiz 
10 min
Nakijken huiswerk
10 min
Uitleg paragraaf 8.5 
10 min
Oefenen met filmpje 
15 min
Opdrachten paragraaf 8.5 maken
15 min 
Lesafsluiting met LessonUp
10 min

Slide 3 - Slide

Planning tot aan SE-Week
  • Woe 25 sept:       Paragraaf 8.2 deel 2
  • Ma 30 sept:          Paragraaf 8.3
  • Di 1 okt:                  Paragraaf 8.4
  • Woe 2 okt:             Paragraaf 8.5
  • Ma 7 okt:               Herhalingsles H8
  • Di 8 okt:                 SO H8 paragraaf 1 t/m 5
  • Woe 9 okt:           Herhalingsles + voorbereiden SE
  • Ma 14 okt:             SE3 H7 Krachten + H8 Geluid

Slide 4 - Slide

Hoe groter de uitwijking van de snaar des te harder het geluid.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quiz

Juist of onjuist
Hoe sneller de trilling hoe lager de toon
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quiz

Juist of onjuist
Je mondholte is een geluidsbron
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quiz

Juist of onjuist
Een klankbord versterkt het geluid
beter dan een klankkast
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quiz

Een bal beweegt 20 keer in 5 seconden heen en weer (20x naar links en 20x naar rechts).
Wat is de frequentie van deze beweging?
A
4 Hz
B
20 Hz
C
100 Hz
D
200 Hz

Slide 9 - Quiz

Hoe noem je lucht die geluid overbrengt?
A
Mee-trillende stof
B
Tussenstof
C
Geluid-dempende stof
D
Geluid-remmende stof

Slide 10 - Quiz

Geluid in de ruimte (heelal) kun je...
A
horen, maar zachter dan op aarde.
B
horen, en is harder dan op aarde.
C
horen, en klinkt hetzelfde als op aarde.
D
niet horen.

Slide 11 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een ontvanger bij geluid
A
stem
B
trommel
C
microfoon
D
lucht

Slide 12 - Quiz

Maja springt op een trampoline in 16 seconde 4 x op en neer
De trillingstijd is dan
A
0,25 s
B
4 s
C
64 s
D
0,33 s

Slide 13 - Quiz

Amplitude van geluid =
A
Hardheid van geluid
B
Toonhoogte van geluid
C
Uitwijking van een geluidsgolf

Slide 14 - Quiz

Wat is het verschil tussen geluidssterkte en toonhoogte? (twee goede antwoorden)
A
Toonhoogte = aantal trillingen
B
Toonhoogte = grootte van trillingen
C
Geluidsterkte = grootte van trillingen
D
Geluidsterkte = aantal trillingen

Slide 15 - Quiz

Wat is de eenheid van de geluidssterkte?
A
Hz
B
T
C
dB
D
seconde

Slide 16 - Quiz

De geluidssnelheid is het grootst in?
A
Vaste stoffen
B
Vloeistoffen
C
Gassen

Slide 17 - Quiz

Geluid komt via een ... in je oren terecht
A
trilling
B
tussenstof
C
geluidssnelheid

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Lezen:
Lees 8.5 zelfstandig door

Klaar? Start met de opdrachten van 8.5
timer
5:00

Slide 22 - Slide

§8.5 - Geluidssnelheid
Geluid kan door verschillende tussenstoffen bewegen.



s=v  t
afstand=snelheid  tijd

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Video

Aan de slag:
  • Wat? Maak 8.5 opdracht 128, 133, 139, 140, 141, 142, 145, 146, 154
  • Hoe? In je boek
  • Hulp? Lees 8.5 nogmaals door en gebruik de BiNaS
  • Tijd? 20 minuten
  • Resultaat? Huiswerk is gemaakt
  • Klaar? Maak de rest van 8.5 af
timer
20:00

Slide 25 - Slide

Met oud- en nieuw zie je een vuurpijl een rivier in schieten. De knal hoor je na 5 seconde. Bereken hoever de pijl bij jou vandaan is geknald.
(Gebruik tabel 8.25 voor de geluidssnelheid.)

Slide 26 - Open question

even oefenen!
Gegeven:      v = 1484 m/s,     t = 5  s

Gevraagd:     = ?

Formule:

Berekening:  s = 1484 x 5 = 7420 

Antwoord:  s = 7420 m   
                      of:     s = 7,4 km
                      of:     de vuurpijl is 7,4 km bij je vandaag geknald


s=v  t

Slide 27 - Slide

Met oud- en nieuw zie je een vuurpijl boven je uit elkaar spatten. De knal hoor je iets later. De hoogte van de vuurpijl is 275 meter. Bereken hoeveel later je de knal hoort.
(Gebruik tabel 8.25 voor de geluidssnelheid.)

Slide 28 - Open question

even oefenen!
Gegeven:      v = 343 m/s,     s = 275 m

Gevraagd:     t = ?

Formule:

Berekening: 

Antwoord: Je hoort de knal 0,8 s later.


s=v  t
t=vs
t=343275=0,8

Slide 29 - Slide

Opgave 96

Slide 30 - Slide

Opgave 99a

Slide 31 - Slide

Opgave 99b

Slide 32 - Slide

Opgave 105

Slide 33 - Slide