3.1 Klimaten wereldwijd deel 1

     H1  



                    
                            Aardrijkskunde
bvd productions
1 / 45
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

     H1  



                    
                            Aardrijkskunde
bvd productions

Slide 1 - Slide

3.1 klimaten wereldwijd

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Planning van de les
  • Start, mededelingen
  • Terugblik vorige les
  • Filmpje klimaten
  • Uitleg klimaten
  • Controle vragen
  • Aan de slag met weektaak
  • Afsluiting & vooruitblik

Slide 7 - Slide

Weektaak
  • maken van paragraaf 3.1


Slide 8 - Slide

Terugblik
Plaatsbepaling: waar op aarde ben je?
Dat kun je aangeven m.b.v. coördinaten.

Even een paar vraagjes. Log in.

Slide 9 - Slide

Op de zuidpool ben je op
A
hoge breedte
B
lage breedte
C
westerlengte
D
0 graden

Slide 10 - Quiz

De noordpool ligt op
A
hoge breedte
B
lage breedte
C
westerlengte
D
0 graden

Slide 11 - Quiz

Wat is een denkbeeldige lijn van de Noordpool naar de Zuidpool?
A
Lengtecirkel
B
Evenaar
C
Meridiaan
D
Breedtecirkel

Slide 12 - Quiz

Welk begrip hoort bij:
Greenwich (Londen)?
A
Hoge breedte
B
Breedtecirkel
C
Evenaar
D
Nulmeridiaan

Slide 13 - Quiz

Een ander woord voor breedtecirkel is...
A
Lengtecirkel
B
Meridiaan
C
Parallel

Slide 14 - Quiz

Leerdoelen
  • Ik weet welke klimaten op aarde voorkomen op hoge breedte;
  • Ik begrijp welke invloed breedteligging heeft op klimaten;
  • Ik kan uitleggen waarom de begroeiing tussen de verschillende klimaten verschillend is.  

Slide 15 - Slide

Verschil weer en klimaat
Weer: temperatuur, wind en neerslag op een bepaalde plek op een bepaalde tijd.

klimaat: het gemiddelde weer over een periode van 30 jaar, in een groot gebied

Slide 16 - Slide

Klimaten op hoge breedte
Gematigd zeeklimaat
  • Temperatuur wordt beïnvloed door de zee.
  • Milde zomers en zachte winters (kleine temperatuurschillen).
  • Loofbossen

Landklimaat
  • Warme zomers en strenge winters (grote temperatuur verschillen).
  • Naaldbossen

Slide 17 - Slide

Klimaten op hoge breedte
Toendraklimaat
  • In de zomer niet warmer dan 10°C
  • Groeien géén bomen (te kort groeiseizoen).
  • Deel van de bodem ontdooit nooit (permafrost).

Poolklimaat
  • Altijd onder 0 °C.

Slide 18 - Slide

Hooggebergteklimaat



 Altijd onder 0 graden Celcius.
    Gebied boven de 1500 meter

Slide 19 - Slide


A
toendra
B
woestijn
C
steppe
D
zeeklimaat

Slide 20 - Quiz

Welk klimaat komt NIET voor in Europa?
A
Zeeklimaat
B
Tropisch klimaat
C
Toendraklimaat
D
Hooggebergte klimaat

Slide 21 - Quiz

Welk klimaat heeft Nederland?
A
Landklimaat
B
Noordzeeklimaat
C
Zeeklimaat
D
Middellandse zeeklimaat

Slide 22 - Quiz


A
Tropisch Regenwoud
B
Woestijn
C
Steppe
D
Savanne

Slide 23 - Quiz


A
Woestijn
B
Savanne
C
Steppe
D
Tropisch regenwoud

Slide 24 - Quiz

Op welke breedte vind je tropisch regenwoud?
A
Hoge breedte
B
Lage breedte
C
Gemiddelde breedte

Slide 25 - Quiz

Wat is het verschil tussen weer en klimaat?
A
Het is hetzelfde
B
Het weer is het klimaat over een lange periode
C
Het klimaat is het weer gemeten over 1 jaar
D
Het klimaat is het weer over lange periode + groot gebied

Slide 26 - Quiz

Weer of klimaat?

Morgen wordt het mooi weer 25 graden en af en toe een klein buitje.
A
Weer
B
Klimaat

Slide 27 - Quiz

Wat betekent "hoge breedte"?
A
Dicht bij de evenaar
B
Ver van de evenaar
C
Hoog op een berg

Slide 28 - Quiz

Welk klimaat ligt op de laagste breedte?
A
Savanneklimaat
B
woestijnklimaat
C
tropisch regenwoud klimaat
D
steppeklimaat

Slide 29 - Quiz

Welk klimaat ligt het verst van de evenaar?
A
Savanneklimaat
B
woestijnklimaat
C
tropisch regenwoud klimaat
D
steppeklimaat

Slide 30 - Quiz

Welk klimaat is het droogst?
A
Savanneklimaat
B
woestijnklimaat
C
tropisch regenwoud klimaat
D
steppeklimaat

Slide 31 - Quiz

Welk klimaat is het natst?
A
Savanneklimaat
B
woestijnklimaat
C
tropisch regenwoud klimaat
D
steppeklimaat

Slide 32 - Quiz

Welk klimaat heeft deze kenmerken: altijd >18 graden C met een droge periode?
A
savanneklimaat
B
woestijnklimaat
C
tropisch regenwoud klimaat
D
steppeklimaat

Slide 33 - Quiz

In welk klimaat valt er 250 - 500 mm neerslag per jaar en groeien er grassen en lage struikjes?
A
savanneklimaat
B
woestijnklimaat
C
tropisch regenwoud klimaat
D
steppeklimaat

Slide 34 - Quiz

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

Klimaatgrafiek Jakutsk

Slide 40 - Slide

Beschrijf het klimaat
  • Schrijf het neerslagverloop op
  • schrijf het temperatuurverloop op
  • Is er een droge periode? 

Slide 41 - Slide

Voorbeeld
Neerslagverloop: Er valt elke maand neerslag, in de winter minder.
ca. 90 mm, dus > 1000 mm/jr
Temperatuur: de koudste maand is gemiddeld 10 gr C, de warmste maand gemiddeld 24 gr C. 
Het is niet heel koud in de winter en niet heet in de zomer.
Dit is een .......... klimaat

Slide 42 - Slide

Voorbeeld 2e grafiek
Neerslagverloop: Er valt elke mnd 
een beetje neerslag, ca. 20 mm, dus ca. 240 mm/jr. Dit is heel weinig.
Temperatuur: de koudste maand is gemiddeld 1 gr C, de warmste maand gemiddeld 16 gr C. 
Omdat er niet veel neerslag valt, maar wel elke maand, is het 
een .......... klimaat

Slide 43 - Slide

3.1 Klimaten wereldwijd - 3
Leerdoelen:
  • je weet hoe een klimaatgrafiek is opgebouwd
  • je kunt een klimaatgrafiek aflezen
  • je kunt van een klimaatgrafiek zeggen welk klimaat het is.

Slide 44 - Slide

Slide 45 - Slide