Grammar time and place and word order

Grammar time and place and word order
1 / 14
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Grammar time and place and word order

Slide 1 - Slide

Planning of today
  • Learning goals
  • Homework check
  • Time and place
  • Word order
  • Check learning goals
  • Homework 

Slide 2 - Slide

Learning goals
  • I can use and understand where to use time and place in my sentences.
  • I can use and understand how to create correct sentences with the word order.

Slide 3 - Slide

Homework check
Exercise 26.1 t/m 27.3
En nakijken.

Slide 4 - Slide

Time and place
Als je informatie wilt geven over tijd en plaats in een zin, heb je een aantal regels in het Engels waar je, je aan moet houden.

Plaatsbepaling: Waar iets gebeurt, zet je aan het eind van de zin.
VB: I'm working in the garden.

Tijdsbepaling: Wanneer iets gebeurt, zet je aan het eind of het begin van de zin.
VB: She went home yesterday.

Slide 5 - Slide

Time and place
Als er zowel een plaats- en tijdsbepaling in de zin wilt gebruiken kun je de tijdsbepaling vooraan zetten en de plaatsbepaling achteraan. Denk dan wel aan de correcte zinsconstructie: Gebruik een komma na de tijsbepaling.

VB: This afternoon, Jane is walking to school.

Je kan ook de plaats- en tijdsbepaling samen achteraan de zin zetten dan is het altijd; Plaats voor tijd
VB: Jane is walking to school this afternoon.

Slide 6 - Slide

Time and place
Als er 2x een tijds- of plaatsbepaling in de zin staat zet je ze in de volgorde van grootte. Klein naar groot.  


VB Tijdsbepaling: We met him at four o' clock yesterday.
VB Plaatsbepaling: She works in an office in Amsterdam

Slide 7 - Slide

Kies de correcte zin.
A
We went yesterday there.
B
We went there yesterday.
C
Yesterday, we went there.

Slide 8 - Quiz

Kies de correcte zin.
A
To school I walked today.
B
I walked to school today.
C
Today, to school I walked.

Slide 9 - Quiz

Kies de correcte zin.
A
My friends and I go to the cinema this evening.
B
The cinema, my friends and I go to this evening.
C
This evening, my friends and I go to the cinema.

Slide 10 - Quiz

Word order
Wat is de volgorde voor een Engelse zin:
Onderwerp - Werkwoord - Object
Voorbeeld: Charlie bought a new car.

Als je een bijwoord moet toevoegen staat deze voor het werkwoord (behalve bij het werkwoord to be).
Staan er twee werkwoorden in de zin dan staat het bijwoord er tussenin. (Bijwoorden geven vaak aan hoe vaak iets gebeurt.)

Slide 11 - Slide

Voorbeelden word order
We rarely go to the cinema
She is often away during the weekend.
Mason can sometimes work on saturday.

Slide 12 - Slide

Check learning goals
  • I can use and understand where to use time and place in my sentences.
  • I can use and understand how to create correct sentences with the word order.

Slide 13 - Slide

Homework
28,1 t/m 29.3

Slide 14 - Slide