W22 NE 1G1 Grammatica H6 Les 1

Nieuwe week & Nieuwe taak
1 / 35
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 180 min

Items in this lesson

Nieuwe week & Nieuwe taak

Slide 1 - Slide

week 22 (25 t/m 29 mei)
  • Antwoorden weektaak 21
  • Uitleg grammatica H6
  1. bijwoordelijke bepaling en voorzetselvoorwerp
  2. Even oefenen in de LessonUp
  • Eindtaken
  1. Werken op jouw niveau: extra uitleg, herhaling of verdieping
  2. Leesvaardigheid, woordenschat en grammatica samen

Slide 2 - Slide

Leerdoelen 
Deze week oefen je met:
  • het vinden en benoemen van de bijwoordelijke bepaling en het voorzetselvoorwerp in de zin.
  • het benoemen van het onderwerp, lijdend voorwerp, gezegde en meewerkend voorwerp.

Slide 3 - Slide

Jullie opmerkingen 
  • Veel leerlingen geven aan dat ze graag herhaling willen. Dit komt helemaal goed! Binnenkort zien we elkaar weer en dan gaan we veel onderdelen herhalen: grammatica, spelling, leesvaardigheid, etc.
  • Een deel van jullie vraagt om extra uitdaging. Hopelijk kunnen jullie dit een beetje vinden in de online lesmethode. Wanneer we elkaar weer zien, zal ik proberen uitdagende opdrachten te bedenken.
  • Wat gaan we doen wanneer we elkaar zien op school:
  1. We blijven online werken, maar het is wel gemakkelijker om extra vragen te stellen.
  2. We herhalen de onderdelen die jullie thuis geoefend hebben.
  3. We maken tijd vrij om actief en creatief met de elkaar bezig te zijn.

Slide 4 - Slide

Antwoorden weektaak 21
Woordsoorten H6: opdr. 1 en 2 (blz. 181)
Woordsoorten De Brug: opdr. 14 en 15 (blz. 260)
Zinsdelen De Brug: opdracht 15 (blz. 253)

Slide 5 - Slide

Woordsoorten H6: opdr. 1 en 2 (blz. 181)
Woordsoorten De Brug: opdr. 14 en 15 (blz. 260)
Zinsdelen De Brug: opdracht 15 (blz. 253)

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Bijwoordelijke bepaling
  • Uitleg bijwoordelijke bepaling
  • Uitleg voorzetselvoorwerp
  • Oefenen in de LessonUp
  • Uitleg eindtaken

Slide 10 - Slide

een bijwoordelijke bepaling
geeft antwoord op de volgende vragen: 

waar, wanneer, waarom, waarmee, waardoor en hoe 

Slide 11 - Slide

We noemen de bijwoordelijke bepaling ook wel de ‘prullenbak’. Alles wat je overhoudt na het benoemen, noem je bwb.

Een bwb zegt iets over alleen het gezegde of over de hele zin.

Slide 12 - Slide

Bijwoordelijke bepaling
(bwb)
Benoem eerst de persoonsvorm, het
gezegde, het onderwerp, het lijdend voorwerp en het meewerkend voorwerp. Hierna ga je pas de bijwoordelijke bepalingen benoemen, ook al herken je ze meteen. 

Slide 13 - Slide

Bijwoordelijke bepaling

 Let op: niet altijd staat er een bwb in een zin, maar er kunnen ook meerdere bwb-en zijn.

Slide 14 - Slide

voorzetselvoorwerp (vzv)
Bij de behandeling van het voorzetsel hebben jullie geleerd dat een voorzetsel soms deel is van een vaste combinatie, zoals op iemands hulp rekenen, in  verband  met, twijfelen aan, verlangen naar. Je kunt dus zeggen dat sommige werkwoorden een vast voorzetsel hebben.

Hij luistert graag naar muziek : naar muziek is het voorzetselvoorwerp. Dit begint altijd met het vaste voorzetsel.


Slide 15 - Slide

Wanneer geen voorzetselvoorwerp?
Er is géén sprake van een voorzetselvoorwerp (vzv) als het begin van het zinsdeel een (vast) voorzetsel is en een plaats aangeeft.

Ik sta voor een gesloten deur (géén vzv, want het is een bijwoordelijke bepaling van plaats).

Slide 16 - Slide

Kun je zelf een werkwoord bedenken
waar een vast voorzetsel bij hoort?

Slide 17 - Mind map

Wat is volgens jou het verschil (tip: vz)?
1 Vanmorgen wachtte ik op de fiets.
2 Je stemt toch op de VVD?

Slide 18 - Open question

Voorzetselvoorwerp of bijwoordelijke bepaling?
Wij vertrouwen op uw medewerking.
A
Op uw medewerking = vzv
B
Op uw medewerking = bwb

Slide 19 - Quiz

Voorzetselvoorwerp of bijwoordelijke bepaling?
Wij fietsen door Hardinxveld.
A
door Hardinxveld = vzv
B
door Hardinxveld = bwb

Slide 20 - Quiz

Wat is het zinsdeel tussen haakjes?

Ik heb [voor jou] een schilderij gemaakt.
A
voorzetselvoorwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 21 - Quiz

Even oefenen
Noteer van elke zin:
  • voorzetselvoorwerp
  • bijwoordelijke bepaling(en)

Voorbeeld:
In de middeleeuwen = bwb
in de kracht van hekserij = vv

Slide 22 - Slide

In de middeleeuwen geloofden de meeste mensen in de kracht van hekserij.

Slide 23 - Open question

Waarom protesteert de partij tegen mijn advies in tegen de bezuinigingen?

Slide 24 - Open question

Op het perron stond Johannes op de aankomst van zijn vriendin te wachten.

Slide 25 - Open question

Tot mijn verbazing spoorde de trainer zijn pupil nooit aan tot betere prestaties.

Slide 26 - Open question

Moeten we over onze vakantiebestemming over een week al beslist hebben?

Slide 27 - Open question

Bij jouw grote prestaties zal de directeur bij jouw afscheid zeker stilstaan.

Slide 28 - Open question

Werken op eigen niveau
Werken op eigen niveau
De online lesmethode zorgt ervoor dat jij op het juiste niveau kunt oefenen. Iedereen start met een basisoefening. Vervolgens berekent het programma met welke oefeningen jij verder gaat. Uiteindelijk leert iedereen hetzelfde, maar op zijn eigen tempo.
  • Oefeningen met extra uitleg
  • Verder oefenen
  • Oefeningen met extra uitdaging


Slide 30 - Slide

Werken op eigen niveau
Ik heb er het volste vertrouwen in dat jullie uiteindelijk allemaal op het juiste niveau komen met Nederlands. Hopelijk jullie ook, want vertrouwen in jezelf is erg belangrijk!

Slide 31 - Slide

Eindtaken week 22
  • Grammatica H6 - zinsdelen
  1. Maak in de online methode de opdrachten bij grammatica zinsdelen H6 (=bijw. bep.)
  2. Lukt het niet om online te werken? Maak dan opdracht 1 t/m 4 (blz. 178-179) en opdracht 17 en 18 (blz. 254).
  • Leesvaardigheid, woordenschat en grammatica
  1. Het is belangrijk om ook nu te blijven lezen. Dit mag met boeken, maar ook met tijdschriften en kranten. Dit zorgt ervoor dat je meer algemene kennis ontwikkelt. Daarnaast leer je veel nieuwe woorden.
  2. Kies deze week één tekst die jij super interessant vindt: pagina uit een leesboek, artikel over een interessant/grappig/boeiend onderwerp.
  3. Onderstreep in jouw tekst één keer (1x): ow, lv, mv, bwb (Lever een foto in.)

Slide 32 - Slide

Lever hier de opdrachten van grammatica in. (Alleen wanneer je deze in je schrift maakt.)

Slide 33 - Open question

Lever hier een foto in van de tekst met onderstrepingen.

Slide 34 - Open question

Weektaak 22 afgerond

Slide 35 - Slide