Lessen 27 sept

• Rekenen
• Basisschool
• Groep 6

Spelling!

Aan het einde van de les...

- Kan jij woorden met ng en nk goed opschrijven;

- Heb je goed mee gedaan met de les

klankwoorden nk

De n en de k zitten op de bank te kussen. Daar komt niemand tussen.

Woorden met nk

Klankwoorden met -ng

Waar zie je alleen woorden met de
-ng

1. bang, lang, slagn
2. bang, lagn, slan
3. bang, lang, slag
4. bang, lang, slang

Ng

Nk

Rekenen

Lesdoelen

• Aan het einde van de les heb jij klokkijken herhaald en heb je geoefend met zowel digitale als analoge klokken.

Waar bestaat een klok uit

- Uurwerk (cijfers)

- Wijzers (kleine en grote wijzer)

De wijzers

Kleine wijzer:

Geeft de uren aan.  

De wijzers

Grote wijzer

Geeft de minuten aan.

Elke keer als de grote wijzer 

een rondje heeft gemaakt, is 

het een uur later. 

De wijzers

Kleine en grote wijzer samen

Samen geven zij de tijd aan. 

Hoe zit dat eigenlijk met die minuten in het uur?

• Een kwartier =             min.
• Een halfuur =               min.     
• Drie kwartier =            min.

Digitale klok: ochtend, middag, avond, nacht

• Een dag heeft 24 uur.
• Elke tijd zit twee keer in de klok 
• 03:00 's nachts en 15:00 's middags
• Om de digitale tijd uit te rekenen doe ik + 12 uur of - 12 uur. 
• Het ligt eraan of het ochtend of avond is hoe ik het uit moet rekenen.

Hoe laat is het?

1. Half 2
2. Half 1
3. 12 uur
4. Half 4

Hoe laat is het als je op de wekker
06:10 ziet staan?

1. 10 voor 6 in de ochtend
2. 10 voor 6 in de avond
3. 10 over 6 in de ochtend
4. 10 over 6 in de avond

Welke tijd hoort bij deze klok?

1. 02:30
2. 15:00
3. 12:30
4. 06:30

Welke tijd hoort bij deze klok?

1. 07:15
2. 08:00
3. 11:15
4. 08:45

Op welke klok is het
17:45?

1. 
2. 
3. 
4. 

09:00

12:30

22:30

17:30

17:00

Sleep de klokken naar de juiste tijd.

Zelfstandig aan de slag!

Ga aan de taken van les 15 tot 9:30

Kom je er niet uit, gebruik je jouw blokje.

Zelfstandig is dus lekker in stilte werken.

Op mijn bureau ligt

Waar zie je een opsomming?

1. Ik eet graag: patat, sushi of bami.
2. Ik ben verdrietig: mijn fiets is kapot.
3. Tijn zegt: 'Iedereen mag mee'.

Waar zie je een opsomming?

1. Hij is boos: zijn beste vriend is verhuisd
2. Ik zeg: 'Dat gaan wij doen.'
3. Ik lust: appels, peren en aardbeien

A

B

C

Waar komt de dubbele punt? Het is een opsomming.

1. plek A
2. plek B
3. plek C

Tussen welke 2 woorden hoort de dubbele punt?

Ik heb drie katten Sok, Sip en Poffertje.

1. Ik en heb
2. drie en katten
3. katten en Sok
4. Sok en Sip

Aan de slag!

Maak zelfstandig het werkblad die uitgedeeld wordt.

Lees het instapkaartje nog eens voor je begint.

Vragen? Maak gebruik van je blokje.

Klaar? Aan de slag met spelling.  

Groep 6: les 13
Dolfijnen: les 13, 14, 15 

Faqta - de 'Gouden' Eeuw

Waar denk je dat dit over ging?

Aan het einde van de les...

- Kan je vertellen wat de keerzijde is van de Gouden Eeuw
- Heb je een poster gemaakt over een onderwerp over de Gouden Eeuw. 

Slavernij 

00:13

hoeveel slaven maakten ongeveer de overtocht?

1. 1600
2. 600.000
3. 900.000
4. 750.000

01:02

Slaven moesten bewegen, waarom?

Wat deden ze met slaven die de reis niet overleefde?

Wat voor gevoel gaf de vorige afbeelding jou?

Posters over de Gouden Eeuw

1. Specerijen: welke specerijen werden verhandeld in die tijd? Schrijf over elk specerij een stukje. 

2. Slavernij: waar kwamen de slaven vandaan? Waarom handelden kooplieden in mensen?

3. Schilders: wie waren de bekendsten? Hoe werden ze beroemd? Wat maakte hen uniek?

4. Politiek: hoe ging de politiek eraan toe in de Gouden Eeuw?

5. Wetenschap: wat zijn de belangrijkste punten?

6. Oorlog: met welke landen had Nederland oorlog en waarom?