Words lesson 1, Unit 4

1 / 22
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Which words that have
to do with money
do you know?

Slide 2 - Mind map

INSTRUCTION

Slide 3 - Slide

interest / interest rate
Voor interest ken je misschien al een andere vertaling. Check hier dus goed de context als je de vertaling moet geven.
In dit hoofdstuk betekent het: rente / renteprecentage

Slide 4 - Slide

raise
In dit hoofdstuk wordt dit niet als werkwoord gezien maar als zelfstandig naamwoord. Het kan ook als werkwoord worden gebruikt. 
I got a raise! - Ik heb een loonsverhoging gekregen
My salary was raised last week. - Vorige week is mijn loon omhoog gegaan. 
Let dus goed op de context.

Slide 5 - Slide

borrow / lend
Deze woorden beteken allebei "lenen". Ben je bewust van het verschil tussen het lenen van iemand (borrow) en het lenen aan iemand (lend).
Je kunt deze woorden dus niet door elkaar gebruiken.

Slide 6 - Slide

tidy (up)
Tidy kan een werkwoord of bijvoeglijk naamwoord zijn. Let dus weer op de context. In dit hoofstuk wordt het als een bijvoeglijk naamwoord gebruikt:
This room is very tidy. - Deze kamer is erg netjes.
Let me tidy this room. - Laat me deze kamer maar opruimen.

Slide 7 - Slide

ATM
Je hoeft hiervoor niet de volledige benaming te weten. Weet wel dat dit een geldautomaat is! (Als je bij automaat alle klinkers wegdenkt heb je ook bijna atm(t))

Slide 8 - Slide

broke
Ook hier weer, let op de context. Broke kan ook breken betekenen maar in dit hoofdstuk zal het blut (geen geld hebben) betekenen.

Slide 9 - Slide

PRACTISE

Slide 10 - Slide

Find a picture for high street

Slide 11 - Open question

Find a picture for debit card

Slide 12 - Open question

Find a picture for chore

Slide 13 - Open question

Find a picture for notice board

Slide 14 - Open question

Which word doesn't fit:
A
savings account
B
deposit money
C
direct debit
D
savings

Slide 15 - Quiz

Waarom direct debit niet?
Bij direct debit gaat er geld van je rekening af. Bij de andere komt er juist geld bij of blijft er geld opstaan.

Slide 16 - Slide

Which word from box 1 fits:
You can call me ____ you want.

Slide 17 - Open question

Which word from box 1 fits:
This bank doesn't ____ for withdrawing money.

Slide 18 - Open question

Which word from box 1 fits:
My sisters spend so much money that they usually have to use their _____

Slide 19 - Open question

Which word from box 1 fits:
Be ____ what you wish for!

Slide 20 - Open question

Which word from box 1 fits:
Please be home on time and give your parents a _____

Slide 21 - Open question

How did you like working with the words like this?

Slide 22 - Open question