Explication du passé composé avec être
Hoe maak je de passé composé met être?
- Stap 1: Vorm van être (je suis/tu es/il,elle,on est/nous sommes/vous êtes/ils,elles sont)
- Stap 2: Bekijk het hele werkwoord. Bij alle regelmatige werkwoorden op -er > het voltooid deelwoord door é achter de stam te plakken.
- Stap 3: Bekijk of het mannelijk/vrouwelijk (+e) of enkelvoud/meervoud (+s) is.
- Bijvoorbeeld: Je suis allé < mannelijk Nous sommes allés < mannelijk
Je suis allée < vrouwelijk Nous sommes allées < vrouwelijk