Ordening en Evolutie
Domein
Klasse
Geslacht
Zet de indeling in groepen op de juiste volgorde
Rijk
Stam
Orde
Familie
Soort
1 / 34
Items in this lesson
Domein
Klasse
Geslacht
Zet de indeling in groepen op de juiste volgorde
Rijk
Stam
Orde
Familie
Soort
Slide 1 - Drag question
Slide 2 - Slide
Eukaryoten worden verder ingedeeld in de volgende stammen:
A
Schimmels, bacteriën, dieren en planten
B
Protisten, bacteriën, dieren en planten
C
Schimmels, protisten, dieren en planten
D
Schimmels, dieren en planten
Slide 3 - Quiz
Slide 4 - Slide
Bacteriën
Schimmels
Planten
Dieren
Geen celkern
Wel celkern
Wel celkern
Wel celkern
Altijd eencellig
een/meercellig
een/meercellig
een/meercellig
Geen celwand
Wel celwand
Wel celwand
Wel celwand
Geen bladgroen
Geen bladgroen
Geen bladgroen
Wel bladgroen
Kleinst
Groter
Nog groter
Grootst
Slide 5 - Drag question
Uit een zebra en een ezel ontstaat een nieuwe soort
A
Juist, want er ontstaat een nieuw uiterlijk
B
Onjuist, het is een nieuw ras
C
Onjuist, want ze zijn niet vruchtbaar
Slide 6 - Quiz
Slide 7 - Slide
Noem de vijf celkenmerken van een bacterie
Slide 8 - Open question
Er is een kolonie van 10 bacteriën, die zich elk half uur verdubbelt. Hoeveel bacteriën zijn er na 10 uur?
Slide 9 - Open question
Nuttige voorbeelden van bacteriën
Slide 10 - Mind map
Schadelijke voorbeelden van bacteriën
Slide 11 - Mind map
Noem de vijf celkenmerken van een schimmel
Slide 12 - Open question
Hoe plant een gist zich voort?
A
Delen
B
Sporen
C
Zaden
Slide 13 - Quiz
Hoe plant een champignon zich voort?
A
Delen
B
Sporen
C
Zaden
Slide 14 - Quiz
Noem nuttige toepassingen van schimmels
Slide 15 - Mind map
Noem schadelijke toepassingen van schimmels
Slide 16 - Mind map
De kleinste groep bij ordening is:
A
Geslacht
B
Ras
C
Soort
D
Domein
Slide 17 - Quiz
Geef de juiste volgorde van het systeem van ordening.
Stam
Klasse
Orde
Domein
Rijk
Geslacht
Familie
Slide 18 - Drag question
een bacterie is
A
een organisme dat uit meerdere cellen bestaat
B
wel een organisme, maar bestaat niet uit cellen
C
een organisme dat bestaat uit 1 cel
D
geen organisme en bestaat dus ook niet uit cellen
Slide 19 - Quiz
Een bacterie heeft:
A
wel een celkern - wel een celwand - wel bladgroenkorrels
B
wel een celkern - wel een celwand - GEEN bladgroenkorrels
C
GEEN celkern - wel een celwand - GEEN bladgroenkorrels
D
GEEN celkern - wel een celwand - wel bladgroenkorrels
Slide 20 - Quiz
Wat zijn de vijf celkenmerken van een plant? Schrijf ze per stuk op
Slide 21 - Mind map
Welke plantenorganen hebben mossen niet?
A
Wortels
B
Hout en Bastvaten
C
Bloemen
D
Bladeren
Slide 22 - Quiz
Welke plantenorganen hebben paardenstaarten niet?
A
Wortels
B
Hout en Bastvaten
C
Bloemen
D
Bladeren
Slide 23 - Quiz
Welke plantenorganen hebben varens niet?
A
Wortels
B
Hout en Bastvaten
C
Bloemen
D
Bladeren
Slide 24 - Quiz
Wat is het belangrijkste kenmerk van zaadplanten?
A
Dat ze kunnen bloeien
B
Dat ze bladeren hebben
C
Dat ze naalden hebben
D
Dat ze vruchten vormen
Slide 25 - Quiz
mossen
varens
paardenstaarten
zaadplanten
sporendoosjes
sporenorgaantje
sporen onder het blad
zaden
Slide 26 - Drag question
Wat is GEEN soort symmetrie?
A
Tweezijdig
B
Veelzijdig
C
Enkelzijdig
Slide 27 - Quiz
De symmetrie van dit dier is?
A
Tweezijdig symmetrisch
B
Veelzijdig symmetrisch
C
Niet symmetrisch
Slide 28 - Quiz
Wat voor symmetrie hebben weekdieren?
A
tweezijdig
B
veelzijdig
C
geen symmetrie
Slide 29 - Quiz
Welke symmetrie heeft een mens?
A
tweezijdig
B
veelzijdig
C
niet-symmetrisch
Slide 30 - Quiz
Slide 31 - Slide
inwendig
skelet
uitwendig skelet
inwendig skelet
uitwendig skelet
Slide 32 - Drag question
Sleep de stammen naar de juiste eigenschappen.
Inwendig skelet
Uitwendig skelet
Geen skelet
Sponzen
Holtedieren
Wormen
Weekdieren
Geleedpotigen
Stekelhuidigen
Gewervelden
Slide 33 - Drag question
Domein
Rijk
Stam
Klasse (geleedpotigen)
Klasse (zoogdieren)
Dieren
Eukaryoten
Sponzen
Holtedieren
Wormen
Weekdieren
Geleedpotigen
Gewervelden
Kreeftachtigen
Spinachtigen
Insecten
Duizendpoten
Amfibie
Vissen
Vogels
Zoogdieren
Reptielen
