What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Modalverben incl. uitleg Kapitel 8 - 2tl - NK 7.0
Modale werkwoorden
1 / 22
next
Slide 1:
Slide
Duits
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 2
This lesson contains
22 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
2 videos
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Modale werkwoorden
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Video
Slide 3 - Video
mogen, toestemming
kunnen
houden van
moeten
moeten,zullen
willen
Slide 4 - Slide
Ik weet wat er wordt bedoeld met "Modalverben"
A
Ja ik snap het helemaal.
B
Ja, maar ik ken de rijtjes nog niet.
C
Mwoah, ik heb nog wel wat hulp nodig.
D
Nee, geen idee. Wat voor verben?
Slide 5 - Quiz
Modalverben
- Geven extra info over een ander werkwoord.
- Er zijn er 6+1 (dürfen, können, mögen, müssen, sollen, wollen,
wissen)
- Enkelvoud (ich-du-er/sie/es) gaat anders dan normaal
- ich en er/sie/es zijn gelijk en krijgen geen extra letters
(uitgang)
Slide 6 - Slide
Hoeveel Modalverben zijn er?
A
3
B
4
C
7
D
10
Slide 7 - Quiz
"wissen" gaat op dezelfde manier als een Modalverb
A
ja
B
nee
Slide 8 - Quiz
Welke van deze werkwoorden zijn Modalverben?
A
machen, wohnen, lernen
B
trainieren, fotografieren telefonieren
C
müssen, können, dürfen
D
gehen, stehen, geben
Slide 9 - Quiz
Welke persoonlijke voornaamwoorden krijgen géén uitgang bij Modalverben?
A
wir - Sie
B
ihr - er/sie/es
C
ich - wir
D
ich - er/sie/es
Slide 10 - Quiz
Wat betekent "mögen"
A
durven
B
toestemming hebben
C
houden van
D
lekker vinden
Slide 11 - Quiz
Wat betekent "dürfen"
A
durven
B
mogen (toestemming)
C
houden van
D
lekker vinden
Slide 12 - Quiz
Wat betekent "sollen"
A
zullen
B
moeten (van een ander)
C
gaan
D
alle drie de opties
Slide 13 - Quiz
Slide 14 - Slide
De ICH-vorm van können is:
A
ich kann
B
ich kanne
C
ich könne
D
ich könn
Slide 15 - Quiz
De Du-vorm van wollen is:
A
du wollst
B
du willst
C
du wollt
D
du willt
Slide 16 - Quiz
De IHR-vorm van dürfen is:
A
ihr darft
B
ihr durfet
C
ihr dürft
D
ihr dürfen
Slide 17 - Quiz
De u-vorm (Sie) van müssen is:
A
Sie mussen
B
Sie mossen
C
Sie massen
D
Sie müssen
Slide 18 - Quiz
(kunnen) ...... du mir helfen?
A
kannst
B
könnst
C
kann
D
könne
Slide 19 - Quiz
(houden van) Paul ...... keine Kartoffeln.
A
mögt
B
magt
C
mög
D
mag
Slide 20 - Quiz
(moeten) Ihr .......... um 10 Uhr zu Hause sein, sagt meine Mutter
A
müsst
B
müssen
C
sollt
D
sollen
Slide 21 - Quiz
(wissen) Ich ........ die Antwort nicht.
A
wisse
B
weiße
C
weiß
D
wiss
Slide 22 - Quiz
More lessons like this
instructie modale hulpwerkwoorden
March 2024
- Lesson with
17 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
V2 - Wiederholung Modalverben
14 days ago
- Lesson with
22 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Modalverben und wissen
October 2024
- Lesson with
20 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1,2
Modalverben
May 2024
- Lesson with
31 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
V4 3.4. mod ww tt, Lesen
12 days ago
- Lesson with
25 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 5
Goethe 19.11.
October 2023
- Lesson with
28 slides
a
Middelbare school
vwo
Leerjaar 5
De werkwoorden 'können', 'müssen' en 'wissen'.
January 2021
- Lesson with
10 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
13.11. modal hww
November 2023
- Lesson with
24 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3