Korte versie herhaling H.2

Korte versie herhaling H.2

Wie was het staatshoofd in 1815?

1. Willem I
2. Willem II
3. Leopold
4. Willem van Oranje

Wat is een constitutionele monarchie?

1. Een land met een koning
2. Een land met een grondwet
3. Een land met een gekozen president
4. Een land met een koning en een grondwet

Uit welk 2 delen bestaat ons Parlement?

Waarover stemmen de Tweede en Eerste Kamer?

Mensen die meer inspraak en vrijheid in de politiek wilden noemen we ...

1. Liberalen
2. Conservatieven

Mensen die wilden dat alles hetzelfde bleef en er niets veranderde, noemen we ...

1. Conservatieven
2. Democraten
3. Liberalen
4. Confessionelen

Wie bedacht de nieuwe grondwet van 1848 ?

1. Koning Willem I
2. Minister Thorbecke
3. Koning Willem II
4. Minister Rutte

Wat is NIET waar ?
Na 1848 ....

1. kregen de burgers meer vrijheden
2. kreeg het parlement meer te zeggen.
3. mocht de koning alles beslissen in het land
4. mochten alleen rijke mannen stemmen

Leg uit wat er met de sociale kwestie bedoeld wordt.

Voor 1815 was er alleen kiesrecht voor:

1. Mannen
2. Vrouwen met een hoog inkomen
3. Mannen met een hoog inkomen
4. Vrouwen

Waar of niet waar?
"In een democratie beslist de meerderheid"

1. Waar
2. Niet waar

Heel Nederland kan je opdelen in twee soorten scholen:

1. Kleuterscholen en Universiteiten
2. VMBO en MBO scholen
3. Christelijke en Islamitische scholen
4. Openbare en bijzondere scholen

Welke van de 4 is GEEN bijzondere school?

1. Christelijke school
2. Openbare school
3. Islamitische school
4. Vrije school

liberaal

communist

feminist

conservatief

confessioneel

Iemand die in de politiek streeft naar meer vrijheid

iemand die in de politiek streeft naar gemeenschappelijk bezit van productiemiddelen en verbruiksgoederen

iemand die streeft naar de gelijke behandeling van mannen en vrouwen

iemand die in de politiek streeft naar behoud van bestaande toestanden

iemand die in de politiek uitgaat van het geloof

Wat zie je op het plaatje?

1. De Eerste Kamer
2. De Tweede Kamer
3. Athene
4. Het paleis van de koning.

Wie vormen samen het dagelijks bestuur van een gemeente?

1. Burgemeester en wethouders (B&W)
2. Burgemeester en ministers (B&M)
3. Burgemeester
4. Wethouders

Wie kiest de gemeenteraad?

1. De burgemeester
2. De wethouders
3. De inwoners van de gemeente
4. De koning

Wie is het hoofd van de Provincie?

1. de burgemeester
2. de commissaris van de koning
3. de koning
4. de premier

Om de hoeveel jaar zijn er gemeenteverkiezingen?

1. 3
2. 4
3. 5
4. 6

Welke 3 taken heeft het waterschap in Nederland?