VWO 3 chapitre 2 A Écouter

PROGRAMME
  • Les buts
  • Répétition
  • A Écouter
  • Au travail
  • Évaluation
1 / 13
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

PROGRAMME
  • Les buts
  • Répétition
  • A Écouter
  • Au travail
  • Évaluation

Slide 1 - Slide

Les buts
  • Ik kan specifieke informatie herkennen in een audiofragment.
  • Ik kan vragen beantwoorden over audiofragmenten op niveau.

Slide 2 - Slide

A Écouter
Devine de quoi parle ce texte.

Slide 3 - Slide

A Écouter
Ouvre ton livre d'exercices à la page 48.

On va écouter et faire l'exercice 4c.
Remplis le tableau en néerlandais.

Slide 4 - Slide

Réponses ex.4c
Waar zijn we?
In het openbaar vervoer (tram of bus).
Wie spreken er?
Emma en Hugo
Hoe kennen ze elkaar?
Ze zitten in dezelfde klas.
Waarover spreken ze?
- het huiswerk voor wiskunde
- het zakgeld van Emma
- winkelen

Slide 5 - Slide

A Écouter
Ouvre ton livre de textes à la page 22.
Écoute de nouveau et lis le texte A.
Coche la bonne réponse dans ton
livre d'exercices à l'exercice 4d.

Slide 6 - Slide

Réponses ex.4d
1. C Hugo vindt wiskunde altijd interessant.
2. B Ze probeert een deel ervan te sparen.
3. A Eén van de twee heeft ze al.

Slide 7 - Slide

A Écouter
Maintenant on va écouter et faire les
exercices 4e et 4f.

Relie les phrases à la bonne personne.
Et souligne les bonnes réponses.

On va écouter deux fois.

Slide 8 - Slide

Réponses ex.4e & f
Exercice 4e






Exercice 4f
1 réagit sérieusement au                    3 d'autres petits boulots
2 du mal à trouver                                  4 règle le problème d’Emma

Emma
Hugo
- wil binnenkort iets duurs kopen
- heeft een baantje om extra geld te verdienen
- denkt dat het makkelijk is om een baantje t vinden
- probeert uit te rekenen hoelang hij/zij moet sparen
- wil niet met kinderen werken
- gaat in gesprek met de docente

Slide 9 - Slide

Au travail
Fais les excercices 6a et 7.

Slide 10 - Slide

Réponses ex.6a
1.  un petit boulot / un petit job
2.  l’argent de poche
3.  faire des économies
4. dépenser
5. coûter
6.  pratique



Slide 11 - Slide

Évaluation
Écris trois mots que tu as appris ce cours.
Schrijf drie woorden op die jij deze les hebt geleerd.

Slide 12 - Slide

Devoirs
Apprendre: vocabulaire A
Faire: ex.7

Slide 13 - Slide