This lesson contains 10 slides, with interactive quiz and text slides.
Items in this lesson
Kapitel 7
Wohnen
Slide 1 - Slide
Was haben wir letztes Mal gemacht?
De betekenis raden van woorden over wonen
Doel voor deze les:
-het persoonlijk en vragend voornaamwoord in de vierde naamval gebruiken
-de voorzetsels met de vierde naamval gebruiken
Succescriteria: -de vormen van het persoonlijk voornaamwoord in de 1e naamval (onderwerp) gebruiken
-de vormen van het persoonlijk voornaamwoord in de 4e naamval (lijdend voorwerp) gebruiken
- de voorzetsels met de vierde naamval gebruiken
Slide 2 - Slide
Schrijf de persoonlijke voornaamwoorden in het Duits op die je kent.
Slide 3 - Open question
Nederlands
Duits 1e naamval
Duits 4e naamval
Voorbeelden
ik
ich
mich
Welches Bett ist für mich?
jij
du
dich
Das Poster ist für dich.
hij
er
ihn
Hast du eine Lampe für ihn?
zij
sie
sie
Hier ist ein Stuhl für sie.
het
es
es
Slide 4 - Slide
Nederlands
Duits 1e naamval
Duits 4e naamval
Voorbeelden
wij
wir
uns
Haben Sie ein Buch für uns?
jullie
ihr
euch
Ich habe das für euch bezahlt.
zij
sie
sie
Hier sind Stühle für sie.
u
Sie
Sie
Was kann ich für Sie tun?
wie
wer
wen
Für wen hast du das mitgebracht?
wat
was
was
Was hast du da?
Slide 5 - Slide
De vormen mich, dich enz. zijn de vormen van het persoonlijk voornaamwoord in de vierde naamval. Na für en een aantal andere voorzetsels staat het persoonlijk voornaamwoord in de vierde naamval.
1e Ich mag dieses Zimmer.
4e Ist dieses Zimmer für mich?
Ook het vragend voornaamwoord wer verandert in de vierde naamval van vorm.
1e Wer ist das?
4e Für wen sind diese Möbel?
Op Neue Kontakte online staat ook een filmpje over dit onderwerp.
Slide 6 - Slide
Grammatik - Seite 42
Aufgaben : 20, 21, 22
Slide 7 - Slide
Grammatik - Seite 44
De voorzetsels met de vierde naamval
Slide 8 - Slide
Afsluiting:
Wat hebben we vandaag geleerd?
Wat lukte al wel, wat nog niet?
Waren de opdrachten duidelijk en goed te doen?
Als je een vraag over het huiswerk zou hebben, wat zou dat dan zijn?
Vooruitblik: in de volgende les het persoonlijk en het vragend voornaamwoord in de 4e naamval gebruiken met voorzetsels