Thema Ecologie en milieu samenvatting Les 1 t/m 3, practicum symbiose

Thema 3 Ecologie en milieu

Samenvatting basisstof 1, 2 en 3
Practicum: symbiose
1 / 49
next
Slide 1: Slide
BiologieMBOStudiejaar 1

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Thema 3 Ecologie en milieu

Samenvatting basisstof 1, 2 en 3
Practicum: symbiose

Slide 1 - Slide

Leerdoelen les 1 Organismen
  • Je kunt beargumenteren wanneer je iets natuur noemt
  • Je weet wat ecologie betekent
  • Je weet wat een ecoloog voor werk doet
  • Je kunt biotische en abiotische factoren binnen een ecosysteem benoemen
  • Je kunt de invloed van de belangrijkste abiotische factoren op organismen benoemen.
  • Je kunt veranderingen van abiotische en biotische factoren beschrijven.


Slide 2 - Slide

Leerdoelen les 2 Populaties
  • Je kunt binnen een ecosysteem vormen van concurrentie en van coöperatie onderscheiden.
  • Je kunt de dynamiek en het evenwicht in een ecosysteem beschrijven.


Slide 3 - Slide

Leerdoel les 3 Ecosystemen
- Je kunt de voedselrelaties en de informatienetwerken binnen een ecosysteem beschrijven
- Je kunt de energiestroom door een ecosysteem beschrijven



Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Biotisch
Abiotisch
Wind
Lucht
Zuurstof
Water
Grond
Roofvijanden
Soort
genoten
Plant
Bacterie
Voedsel

Slide 7 - Drag question

Concurrentie is een ___________ factor
A
Biotisch
B
Abiotisch

Slide 8 - Quiz


Zware regenbui in bos waar lieveheersbeestje zich bevindt
A
BIOTISCH
B
ABIOTISCH

Slide 9 - Quiz


Schimmelinfectie op lieveheerstbeestje
A
BIOTISCH
B
ABIOTISCH

Slide 10 - Quiz


Overwinteren lieveheerstbeestje (lage temperatuur)
A
BIOTISCH
B
ABIOTISCH

Slide 11 - Quiz


Sluipwesp legt eitjes in lieveheerstbeestje
A
BIOTISCH
B
ABIOTISCH

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Deze symbiose is...
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme

Slide 16 - Quiz

Deze symbiose is...
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme
D
Geen symbiose maar predatie

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Slide

Vormen alle levende organismen in de sloot een ecosysteem, een levensgemeenschap of een populatie?

A
ecosysteem
B
levensgemeenschap
C
populatie

Slide 19 - Quiz

Wat is een POPULATIE
A
Een groep planten of dieren van dezelfde soort die in hetzelfde gebied leven
B
Een groep dieren die in hetzelfde gebied leven
C
Verschillende planten en dieren die in hetzelfde gebied leven
D
Een groep dieren die voedsel voor elkaar zijn

Slide 20 - Quiz

Alle madeliefjes in een weiland
A
Individu
B
Levensgemeenschap
C
Populatie
D
Ecosysteem

Slide 21 - Quiz

Een populatie kan bestaan uit verschillende soorten organismen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quiz

Merels en mussen die leven in het zelfde bos behoren tot dezelfde populatie.
A
juist
B
onjuist

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Slide

Een soort is een invasieve exoot als deze..
A
...uit het buitenland komt.
B
...uit een ander leefgebied komt en zich in het nieuwe gebied voortplant.
C
...bestaande soorten bejaagt.
D
...uit een ander leefgebied komt en het nieuwe ecosysteem verstoort.

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Slide

Waardoor leidt overschrijding van draagkracht meestal tot een lagere draagkracht?
A
de dieren zijn dood
B
voedselbronnen zijn uitgeput
C
het systeem schiet door

Slide 27 - Quiz

Hoe groot is de draagkracht voor schapen?
A
1500 schapen
B
15 000 schapen
C
150 000 schapen
D
1 500 000 schapen

Slide 28 - Quiz

Door welke woorden kan je een pijl in een voedselketen vervangen?
A
Eet
B
Wordt gegeten door

Slide 29 - Quiz

Wat zijn reducenten?
A
Bacteriën
B
Virussen
C
Afvaleters
D
Schimmels

Slide 30 - Quiz

Om welke 2 redenen gaat er biomassa verloren in een voedselpiramide?
A
Verbranding
B
Één grote boom kan veel rupsen bevatten
C
Onverteerbare resten

Slide 31 - Quiz

Wat gaan we nu doen? Practicum

  • Herhalen onderdelen van de microscoop
  • Gebruiken van een microscoop
  • Tijd voor practicum: Korstmossen blz. 24
  • Afsluiten

Slide 32 - Slide

Korstmos
  • Geen mos!
  •  Een samenlevingsverband (symbiose) tussen een schimmel met algen of blauwwieren.
  • De schimmel bepaalt  de vorm en zorgt voor de opname van water en zouten
  • De alg voor de kleur en fotosynthese
  • Samen kunnen ze op extreme plaatsten groeien!

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Welke vorm van symbiose is er sprake bij korstmossen?
A
Parasitisme
B
Mutualisme
C
Commensalisme

Slide 36 - Quiz

Korstmossen
In deze practicumopdracht ga je met een microscoop een preparaat bekijken en tekenen. Het doel van deze opdracht is dat je na afronding weet hoe een korstmos is samengesteld.

Slide 37 - Slide

Benodigdheden
  • Telefoon (voor kompas + foto's)
  • Een boom (op straat voor school, op het landgoed kijk naar verschillende abiotische factoren)
  • Tak(je) met korstmos van beide (niet te groot!)
  • microscoop
  • prepareermateriaal

Slide 38 - Slide

Methode
- Snijd van een stukje korstmos enkele schilfertjes af en maak hiervan een preparaat. Bij sommige korstmossen is het niet goed mogelijk schilfertjes af te snijden. In dat geval moet je met twee prepareernaalden een klein stukje korstmos voorzichtig uiteenrafelen en hiervan een preparaat maken.
- Bekijk het preparaat bij een vergroting van 4oox. Je ziet algen en schimmels.

Slide 39 - Slide

Resultaat
Een tekening waarin de cellen van de algen en schimmels zijn aangegeven.

Slide 40 - Slide

Tekenregels
  • Gebruik altijd: potlood en geodriehoek
  • Geodriehoek alleen voor rechte lijnen
  • Maak eerst de twee vakken
  • Schrijf alle informatie erbij
  • Teken wat je ziet, niet wat je moet zien
  • Teken niet alles
  • Teken GROOT
  • Niet schetsen

Slide 41 - Slide

De microscoop

oculair = een ooglens, vergroot 10x
tubus = houder van het oculair
revolver = draaibaar magazijn voor de objectieven
objectief = lens in de revolver. Vergroten 4x, 10x en 40x
tafel = hierop ligt het preparaat
statief = hieraan houdt je de microscoop vast bij vervoeren
stelschroef = hiermee stel je het beeld scherp. Er is een grote stelschroef en een fijne stelschroef.
lamp = lichtbron
diafragma = hiermee regel je de hoeveel licht
voet = hierop staat de microscoop

Slide 42 - Slide

Door welk gedeelte van de microscoop kijk je?
A
diafragma
B
objectief
C
oculair
D
revolver

Slide 43 - Quiz

revolver
objectief
oculair
tubus
draaibaar magazijn
houder van het oculair
ooglens, vergroot 10x
lens, vergroot 4x, 10x en 40x

Slide 44 - Drag question

Wat is de functie van het 'diafragma' van de microscoop?
A
het preparaat vergroten
B
hoeveelheid licht te regelen
C
microscoop aan vastpakken
D
microscoop aan/uit zetten

Slide 45 - Quiz

voet
stelschroef
diafragma
tafel
objectief
tubus

Slide 46 - Drag question

De microscoop klaarzetten
  1. Vastpakken aan het statief, hand onder de voet
  2. Rode objectief onder de tubus
  3. Tafel helemaal omlaag draaien
  4. Diafragma helemaal open
  5. Lampje aan

Slide 47 - Slide

De microscoop gebruiken
  1. Leg het preparaat onder de klemmen op de tafel
  2. Draai aan de grote schroef tot scherp beeld
  3. Het is nu 40x vergroot
  4. Draai naar het gele objectief
  5. Draai aan de kleine schroef tot scherp beeld
  6. Het is nu 100x vergroot
  7. Draai naar het blauwe objectief
  8. Draai aan de kleine schroef tot scherp beeld
  9. Het is nu 400x vergroot

Slide 48 - Slide

De microscoop opruimen
  1. Rode objectief onder de tubus
  2. Tafel helemaal omlaag draaien
  3. Preparaat wegpakken
  4. Lampje uit
  5. Vastpakken aan statief, hand onder voet

Slide 49 - Slide