H4 - Rusland wordt communistisch

H4 - Rusland wordt communistisch
1 / 35
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H4 - Rusland wordt communistisch

Slide 1 - Slide

In welk jaar vonden er in Rusland TWEE revoluties plaats?
A
1915
B
1916
C
1917
D
1918

Slide 2 - Quiz

Wie had de macht voor de Februarirevolutie?
A
De koning
B
De tsaar
C
De communisten
D
de Sovjets

Slide 3 - Quiz

Wat is GEEN oorzaak van de
Russische revolutie?
A
Rusland had nauwelijks industrialisatie
B
De macht van de Tsaar werd niet gedragen door het volk
C
De Tsaar had de strijd in de Eerste Wereldoorlog slecht georganiseerd
D
Er heerste hongersnood

Slide 4 - Quiz

Wie kwam er aan de macht na de Februarirevolutie?
A
Lenin
B
Voorlopige Regering
C
Doema
D
Stalin

Slide 5 - Quiz


Stelling: Lenin organiseerde de Februarirevolutie.
A
Juist
B
Fout

Slide 6 - Quiz

Wat is een oorzaak voor de Februarirevolutie?
A
De slechte leefomstandigheden voor de bevolking
B
De standenmaatschappij
C
Het leven in de steden
D
Het leven op het platteland

Slide 7 - Quiz

Wat is een gevolg van de Februarirevolutie?
A
Er ontstond een economische crisis
B
De Bolsjewieken kregen alle macht in handen
C
De tsaar moest afstand doen van de troon
D
De Sovjet Unie werd een eenpartijstaat

Slide 8 - Quiz

Sleep de blauwe blokken naar de behorende rode blokken, betreft het een oorzaak of een gevolg van de Februarirevolutie?
Gevolgen Februarirevolutie
Oorzaken Februarirevolutie
Hongersnood
Doema heeft geen invloed
Voorlopige regering
Tsaar treedt af

Slide 9 - Drag question

Sleep de onderdelen naar het juiste onderdeel van de Russische revolutie
Februarirevolutie
Oktoberrevolutie
het leger helpt de demonstranten
Lenin grijpt de macht
Communisme wordt ingevoerd
eigendom wordt afgenomen
de tsaar wordt afgezet

Slide 10 - Drag question

Sleep de zinnen naar het juiste onderdeel van de Russische revolutie.
Aan de afbeelding kun je zien om welke revolutie het gaat. 
De voorlopige regering krijgt de macht
Lenin grijpt de macht
Communisme wordt ingevoerd
Privé eigendom wordt afgenomen
Tsaar wordt afgezet
Doema had niets te zeggen

Slide 11 - Drag question

De Voorlopige Regering maakt één hele grote fout. Welke was dat?
A
Ze sloten vrede met Duitsland.
B
Ze lieten de tsaar en zijn gezin vrij.
C
Ze verboden de Doema, her parlement.
D
Ze maakten geen einde aan de oorlog.

Slide 12 - Quiz

De Oktoberrevolutie werd geleid door …..?
A
Vladimir Lenin
B
Nicolaas II Romanov
C
Jozef Stalin
D
Leon Trotsky

Slide 13 - Quiz

Wat was de Russische Revolutie?
A
Een militaire coup in Rusland in 1914.
B
Een politieke omwenteling in Rusland in 1917.
C
Een economische crisis in Rusland in 1905.
D
Een religieuze beweging in Rusland in 1920.

Slide 14 - Quiz

Welke twee problemen zorgden ervoor dat de Oktoberrevolutie uitbrak?

Slide 15 - Open question

Er staan vier jaartallen en vier gebeurtenissen.
Maak de juiste combinaties!
Februari 1917
oktober 1917
maart 1918
1919
Revolutie in Rusland, tsaar wordt afgezet en Voorlopige Regering treedt aan
Communistische revolutie in Rusland
Vrede van Brest-Litovsk tussen Rusland en Duitsland
Vrede van Versailles, Duitse Rijk wordt Weimar Republiek

Slide 16 - Drag question

Wat was geen aprilstelling van Lenin?
A
Alle macht aan de sovjets!
B
Alle grond aan de boeren!
C
Een einde aan de oorlog!
D
Iedereen heeft recht op eigen bezit!

Slide 17 - Quiz

Lenin was de baas van de ....
A
Bolsjewieken
B
Mensjewieken

Slide 18 - Quiz

Hoe kwamen Lenin en zijn bolsjewieken aan de macht?

Slide 19 - Open question

Waar staat de afkorting NEP voor?
A
Nieuwe Economische Politiek
B
Nieuw Economisch Plan
C
Nieuw Economische Partij
D
Nieuw Economische Publiek

Slide 20 - Quiz

Wie ben ik?
Lenin
Stalin

Slide 21 - Drag question

Bij wie hoort het begrip: Lenin of Stalin?
Lenin
Stalin
Nep
vijfjarenplan
Collectivisatie landbouw
Oktoberrevolutie

Slide 22 - Drag question

Zet in de juiste chronologie, wat eerst gebeurde boven aan. In de tekst
De voorlopige regering besluit de oorlog (WOI) tegen Duitsland door te zetten.
Na het overlijden van Lenin, wint Stalin de strijd om het leiderschap.
Miljoenen mensen sterven aan de honger als gevolg van de collectivisatie.
Tijdens de periode van terreur wordt een groot deel van de legerleiding door Stalin vermoord.
Na protest en stakingen treedt tsaar Nicolaas II af.
De NEP wordt vervangen door de planeconomie

Slide 23 - Drag question

Welke reden voor de Grote Terreur hoort er NIET bij?
A
Stalin voelde zich bedreigd door Amerika en het westen
B
Stalin wilde afrekenen met critici in zijn partij
C
Stalin was achterdochtig, hij zag overal vijanden
D
Stalin wilde de absolute controle over zijn partij

Slide 24 - Quiz

Onder Stalin begon de zogenaamde 'Grote Terreur'. Welke jaartallen horen hierbij?

Slide 25 - Open question

Wat gebeurde er bij de Grote Terreur
A
Een paar mensen werden te gelijk vermoord
B
Veel mensen werden naar strafkampen verbannen of vermoord
C
Belangrijke mensen werden naar strafkampen verbannen of vermoord
D
Veel mensen werden naar het front gestuurd

Slide 26 - Quiz

Wat is een showproces?
A
Schijnproces om democratisch te lijken
B
Een feestelijke processie
C
Iets dat alleen onder Stalin gebeurde
D
Een proces op televisie

Slide 27 - Quiz

Stalin organiseerde showprocessen. Welke reden had hij daarvoor?

A
Zo liet hij zien dat hij beter was dan zijn voorganger, die mensen zonder proces in strafkampen liet opsluiten.
B
Dankzij de showprocessen werd duidelijk dat de planeconomie goed werkte.
C
Dankzij de showprocessen leek het alsof er in de Sovjet-Unie een eerlijke rechtspraak was.
D
Door de showprocessen werd Stalin steeds populairder, ook bij zijn tegenstanders.

Slide 28 - Quiz

Een showproces past bij ....
A
Communisme
B
Nationaalsocialisme
C
De Grote Terreur
D
Bolsjewisme

Slide 29 - Quiz

Vanaf 1921 wordt de Nieuwe Economische Politiek ingevoerd. Wat is een kenmerk hiervan?
A
Kleine bedrijven mogen zelfstandig blijven
B
Industrie en handel zijn in handen van de staat
C
Er werd een lager belasting geheven
D
Een deel van de oogst mag weer worden verkocht

Slide 30 - Quiz

Welke doelen streefde Stalin na met de collectivisatie van de landbouw?

Slide 31 - Open question

Het opstellen van vijfjarenplannen hoort bij...
A
nieuwe economische politiek
B
de planeconomie
C
collectivisatie
D
zuiveringen

Slide 32 - Quiz

Wat voor soort economie hanteerde de Sovjet-Unie?
A
nieuwe economische politiek
B
de planeconomie
C
Vrije markteconomie
D
Arbeiderseconomie

Slide 33 - Quiz

In welk deel van de Sovjet-Unie kreeg de bevolking te maken met de 'holodomor'?
A
Georgië
B
Moldavië
C
Oekraïne
D
Wit-Rusland

Slide 34 - Quiz

'Holodomor' betekent...?
A
Hongersnood
B
Plaag van de honger
C
Genocide
D
Volkerenmoord

Slide 35 - Quiz