Week 39, les 1, 4m

Was machen wir heute:


  • Rückblick / Hausaufgaben 
  • Sehen (Woots)
  • Artikel 2
  • Wortschatz




Dienstag 24. September 2024
1 / 32
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Was machen wir heute:


  • Rückblick / Hausaufgaben 
  • Sehen (Woots)
  • Artikel 2
  • Wortschatz




Dienstag 24. September 2024

Slide 1 - Slide

SE 2.1
Dienstag 8. Oktober 2024
Lernen:
Seite 48 und 49 Lernliste N-D
Seite 49 Lernliste D-N
Seite 50 Grammatik A und B
Seite 51 Sprachmittel
Theorie E-Mail schreiben (folgt Donnerstag)

Slide 2 - Slide

Klassenregeln
-Respekt (sehr sehr wichtig!!!!!)

- Nicht essen
- Buch und Laptop immer mitbringen
- Handy im Telefonbox
-Kein Toilettenbesuch
- Keine Jacke, Kappe, Kopfhörer usw.

Slide 3 - Slide

Hausaufgaben:
Aufgabe 48 und 49



Slide 4 - Slide

Sprechen (met hele zin antwoord geven)
Wie geht es dir? Mir geht es .................
Hast du Geschwister? Ich habe ............
Wie alt bist du? ...................
Was hast du in deine Ferien gemacht?
- Ich habe .................
- Ich war in ...............
Hast du Haustieren? Was ist dein Lieblingsessen?
Arbeitest du? Was ist deine Adresse? Was ist dein Traum?
Was ist dein Hobby? Wie sieht dein Zukunft aus?
usw..............

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Aufgabe 48, B2
  1. Berlin                             Ein guter Ort zum Feiern
  2. Hamburg                       Die Hauptstadt der Brücken
  3. Köln                               Medien und Karneval
  4. München                       Diese Metropole bietet alles
  5. Basel                             Rheinschwimmen
  6. Wien                             Schlösser und Kaffee

Slide 7 - Slide

Aufgabe 48, C
  1. 1 niet, 2 niet, 3 wel, 4 wel
  2. B
  3. A
  4. Dat blijkt uit het feit, dat een Halver Hahn een broodje kaas is.
  5. bezienswaardigheden, luxe winkelstraten, een groot park, de Allianz-Arena, worst bij het ontbijt, natuur in de omgeving
  6. A
  7. B

Slide 8 - Slide

Aufgabe 49
  1. verpassen – missen
  2. Achtung – let op
  3. Sehenswürdigkeiten – bezienswaardigheden
  4. sehnt sich nach – verlangt naar
  5. die Quelle – de bron
  6. fließt – stroomt

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Text 3 SE Lesen
Deutsche Vornamen
Ihre Bedeutung und Herkunft

Vertaal de onderstreepte woorden (zie grijze kader) naar het Nederlands
Schrijf een korte samenvatting van de tekst? 
Bedenk 2 mogelijke SE vragen

Slide 11 - Slide

Hausaufgaben Dienstag 1. Oktober
Woordjes vertalen
Samenvatting schrijven
2 mogelijke SE vragen

Slide 12 - Slide

Niet eten! Slokje drinken mag.
Niet door de klas heen blijven lopen.
timer
4:30
Start tijdens de pauze vast je laptop op!!

Slide 13 - Slide

Ga naar: woots.nl

Slide 14 - Slide

Er staat een toets voor je klaar, deze duurt 24 minuten.
Het is alleen een videodeel.
Ben je klaar? Dan kun je beginnen met de opdrachten 
bij het artikel.

Slide 15 - Slide

Machen: 
Aufgaben Artikel 2
Lernen:
Lernübersicht Kapitel 1

Nicht vergessen!!
Buch und Laptop mitnehmen!


Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Brückenschlag= herhaling van de stof uit jaar 2 en 3
Slim Stampen= oefenen met woordjes en grammatica
Lingua.com = hier kun je leesteksten oefenen
www.duits-oefenen-online.nl = algemene oefeningen
www.duits.de = algemene oefeningen

Slide 18 - Slide

Lernziel

- Je kunt de werkwoorden met a-Umlaut en e/i Wechsel in de tegenwoordige tijd vervoegen.



Slide 19 - Slide

Grammatik
Wat weet je nog?
-Hoe vervoeg je ook al weer de zwakke werkwoorden in het Duits?
-Wat komt er steeds achter de stam van het werkwoord?
-Welke uitzondering daarop heb je geleerd?


Slide 20 - Slide

Wat is de stam van het werkwoord kommen?
A
kom
B
komm
C
kommen
D
komme

Slide 21 - Quiz

Wat is de stam van het werkwoord futtern?
A
futtern
B
futte
C
futt
D
futter

Slide 22 - Quiz

Wat komt er achter de stam bij de persoonsvorm ich?
A
-t
B
-st
C
-e
D
-en

Slide 23 - Quiz

Wat komt er achter de stam bij de persoonsvorm jij (du)?
A
-t
B
-st
C
-e
D
-en

Slide 24 - Quiz

Wat komt er achter de stam bij de persoonsvorm hij/zij/het (er/sie/es)
A
-t
B
-st
C
-e
D
-en

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Slide

Uitzonderingen
Stam eindigt op t dan bij du, er/sie/es, ihr een extra e
bijvoorbeeld arbeiten: du arbeitest

Stam eindigt op s/ß/z dan bij du geen -st maar -t
bijvoorbeeld tanzen: du tanzt

Slide 27 - Slide

Klinker verandering
Sterke werkwoorden met e of a in de stam

Bij du en er/ie/es
korte e wordt i 
lange e wordt ie
Uitzondering: geben, nehmen
a wordt ä

........

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Veel voorkomende werkwoorden met E/I Wechsel zijn:

Slide 30 - Slide



Sterke werkwoorden met een -a- in de stam, krijgen een Umlaut bij de 2e en 3e persoon enkelvoud 
(du, er/sie/es) in de tegenwoordige tijd.

Slide 31 - Slide

Veel voorkomende werkwoorden met A-Umlaut zijn:

Slide 32 - Slide