2 vmbo-kgt 5.2 Erfelijkheid en evolutie: Chromosomen en genen

thema 5 Erfelijkheid en evolutie
5.2 Chromosomen en genen
1 / 50
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

thema 5 Erfelijkheid en evolutie
5.2 Chromosomen en genen

Slide 1 - Slide

wat gaan we vandaag doen?
herhalen 5.1 Genotype en fenotype
leerdoelen vandaag
nieuwe theorie: 5.2 Chromosomen en genen
zelf aan de slag
herhalen leerdoelen

Slide 2 - Slide

Even herhalen van les 1
Hoe noemen we alle uiterlijke eigenschappen van een organisme?
A
Fenotype
B
Genotype

Slide 3 - Quiz

Wat is het genotype?
A
Alle eigenschappen van een organisme
B
Alle informatie over erfelijke eigenschappen

Slide 4 - Quiz

5.2 Chromosomen en genen

Slide 5 - Slide

Wat zijn erfelijke eigenschappen?
A
Alles wat je leert van je ouders
B
Erfenis die jou wordt nagelaten door je ouders
C
Eigenschappen die je hebt geerfd van je ouders

Slide 6 - Quiz

Hoe noemen we alle uiterlijke eigenschappen van een organisme?
A
Fenotype
B
Genotype

Slide 7 - Quiz

Wat is genotype
A
Alles wat jou aangeleerd is
B
Alle informatie in je DNA

Slide 8 - Quiz

Wat wordt bepaald door genotype of fenotype? Sleep de eigenschappen A t/m H naar genotype of fenotype. 
Genotype
Fenotype
Een wipneus
Steil haar vanaf de geboorte
Piercings 
Sproeten
Een litteken
gespierd lichaam
Eelt op je handen door hard werken
Blauwe ogen

Slide 9 - Drag question

Hoeveel chromosomen heeft de mens?
A
23
B
46
C
12
D
40

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Video

Inleiding
Ieder mens heeft duizenden erfelijke eigenschappen.
De informatie hiervoor is opgeslagen in 46 chromosomen.

Van elk chromosoom heb je er twee.

Slide 12 - Slide

Chromosomen
Dit zijn lange dunne draden die door elkaar liggen in je lichaamscellen. Chromosomen bevatten je erfelijke eigenschappen --> DNA.
Lichaamscellen : vb; huidcellen, spiercellen ect
- Mens heeft 46 chromosomen 
- Chromosomen liggen in paren
- Dus de mens heeft 23 chromosoom paren

De twee chromosomen van een paar zijn aan elkaar gelijk. Ze bevatten ook de informatie voor dezelfde erfelijke eigenschappen.

Slide 13 - Slide

Chromosomen

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

5.2 Chromosomen en genen
Eicellen en zaadcellen zijn geslachtscellen. In de kernen van geslachtscellen komen de chromosomen niet in paren voor maar enkelvoudig.

Een geslachtscel van een mens bevat geen 46 chromosomen, maar de helft daarvan.

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

5.2 Chromosomen en genen
Geslachtscellen ontstaan door een speciale celdeling.
Elke geslachtscel krijgt 1 chromosoom van elk paar.


Kijk maar naar de volgende afbeelding.

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

5.2 Chromosomen en genen
Welke van beide chromosomen in een eicel of een zaadcel terechtkomt, hangt af van het toeval.

Er zijn veel verschillende mogelijkheden.

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

5.2 Chromosomen en genen
Bij bevruchting versmelten de kern van een eicel met de kern van een zaadcel.

De chromosomen uit de cellen komen dan bij elkaar.
Samen komen ze in de celkern van de bevruchte eicel terecht.

Slide 23 - Slide

bevruchting

Slide 24 - Slide

5.2 Chromosomen en genen
De kern van de zaadcel bevat 23 chromosomen van de vader. De kern van de eicel bevat 23 chromosomen van de moeder.
De kern van de bevruchte eicel bevat weer 46 chromosomen.

Van elk chromosomenpaar is 1 chromosoom afkomstig van de moeder en 1 van de vader.

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

5.2 Chromosomen en genen
Bij het 23e chromosomenpaar op de vorige bladzijde staat geen nummer, maar XX.

Dit zijn de geslachtschromosomen.


Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

5.2 Chromosomen en genen
Het geslachtschromosoom in een eicel is altijd een X.
Het geslachtschromosoom in een zaadcel kan een X zijn
of een Y.
Bij bevruchting ontstaat dus een chromosomenpaar XX of XY.

De baby wordt dan een meisje (XX) of een jongetje (XY).

Slide 29 - Slide

Bij een vrouw zijn de geslachtschromosomen gelijk aan elkaar.

Een vrouw heeft twee X-chromosomen: XX.

Slide 30 - Slide

Bij een man zijn de geslachtschromosomen verschillend.

Een man heeft een X- en een Y-chromosoom: XY.

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Video

VRAGEN??

Slide 35 - Slide

Het uiterlijk van een organisme noemen we
A
Genotype
B
Fenotype

Slide 36 - Quiz

Uit welke stof bestaan chromosomen?
A
DNA
B
Genen
C
Mutaties
D
Draden

Slide 37 - Quiz

Mathilde laat een permanentje zetten bij de kapper. Verandert hierdoor haar genotype en haar fenotype?
A
genotype wel fenotype niet
B
genotype niet fenotype wel
C
genotype niet fenotype niet
D
genotype wel fenotype wel

Slide 38 - Quiz

Chromosomen liggen in de celkern
A
Juist
B
Onjuist

Slide 39 - Quiz

De informatie voor de erfelijke eigenschappen noemen we
A
Genotype
B
Fenotype

Slide 40 - Quiz

De uiterlijke kenmerken van een organisme noemen we
A
Genotype
B
Fenotype

Slide 41 - Quiz

In geslachtscellen komen chromosomen
A
enkelvoudig voor
B
in paren voor

Slide 42 - Quiz

Hoe heten de cellen van ons lijf?
A
geslachtscellen
B
lichaamscellen
C
bloedcellen

Slide 43 - Quiz

Waar ligt de erfelijke informatie?
A
In elke cel van ons lichaam
B
In sommige cellen
C
Alleen in de cellen die het nodig hebben

Slide 44 - Quiz

Hoeveel chromosomen heeft de mens?
A
12
B
23
C
46
D
48

Slide 45 - Quiz

Hoeveel chromosoomparen heeft de mens
A
12
B
23
C
46
D
24

Slide 46 - Quiz

Slide 47 - Link

Huiswerk
 5.2
Kgt= 1 tm 10 (7,8 overslaan)
bb= 1 tm 9

Klaar? Nakijken

Slide 48 - Slide

zelf aan de slag
5.2 Chromosomen en genen: lees de tekst en maak de opdrachten:

opdracht 1 t/m 4 maken
(vanaf blz. 115)

Slide 49 - Slide

herhalen leerdoelen
Aan het einde van de les:
- kan je beschrijven hoe elk van de ouders 50% van de chromosomen levert.
- kan je benoemen dat bij mensen het geslacht wordt bepaald door de geslachtschromosomen.

Slide 50 - Slide