- Staatsvorm: zowel in de Noordelijke Nederlanden als in het Duitse Rijk werd het gezag van de keizer afgezworen of geminimaliseerd. De Noordelijke Nederlanden kregen echter een nieuwe staatsvorm, een republiek, terwijl in het Duitse Rijk de vorsten van de afzonderlijke staatjes in hun macht hersteld werden.
- Godsdienst: in de Duitse staten bepaalde de vorst de godsdienst van zijn onderdanen: het katholicisme, calvinisme of lutheranisme. Wie daarvan wilde afwijken, moest verhuizen naar een andere staat. In de Nederlanden werd het calvinisme weliswaar de belangrijkste godsdienst, maar tolereerde de overheid ook andere godsdiensten, zoals het katholicisme.