Zomaar een dag (2)

1 / 41
next
Slide 1: Video
RekenenVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 3

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Video

Zomaar een dag (2)

Slide 2 - Slide

Lesdoel
Ik kan begrippen, die een bepaalde dag van de week aanduiden, toepassen.

De begrippen zijn eergisteren, gisteren, vandaag, morgen en overmorgen.

Slide 3 - Slide

Wat gaan we doen?

We gaan op zoek naar de juiste dag. Dit doen we door de dagen van de week te gebruiken. 
En we beginnen altijd bij vandaag!

Slide 4 - Slide

Waarom?
Het is belangrijk dat je deze begrippen kent, anders komt er (spraak)verwarring.

Zo zou het kunnen gebeuren dat jij op de verkeerde dag op een feestje komt....

Slide 5 - Slide

Waar kom je het tegen?

Slide 6 - Slide

woordbegrip
Vandaag

Nu... op deze dag!


Slide 7 - Slide

woordbegrip
Morgen

Dat is de dag na vandaag.

Morgen moet nog komen!

Slide 8 - Slide

woordbegrip
Overmorgen

Dat is de dag na morgen. 
Dus 2 dagen na vandaag.

Overmorgen moet nog komen!

Slide 9 - Slide

woordbegrip
Gisteren

Dat was de dag voor vandaag.

Gisteren is al geweest!

Slide 10 - Slide

woordbegrip
Eergisteren

Dat is de dag voor gisteren.
Dus twee dagen voor vandaag.

Eergisteren is al geweest!

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

We gaan even oefenen.

Slide 13 - Slide

Welke dag komt voor vandaag?
A
eergisteren
B
morgen
C
gisteren
D
overmorgen

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Slide

Wat is de dag voor eergisteren?
A
overmorgen
B
gisteren
C
vandaag
D
morgen

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Slide

Wat is de dag na morgen?
A
vandaag
B
eergisteren
C
gisteren
D
overmorgen

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Slide

Welke dag komt direct na gisteren?
A
morgen
B
eergisteren
C
vandaag
D
overmorgen

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Slide

Wat is de dag voor vandaag?
A
overmorgen
B
gisteren
C
eergisteren
D
morgen

Slide 22 - Quiz

Wat waren ook al weer de dagen van de week?

Slide 23 - Slide



We gaan eergisteren, gisteren, vandaag, morgen en overmorgen oefenen met de dagen van de week.

Slide 24 - Slide

Vandaag is het maandag.
Welke dag is het morgen
A
dinsdag
B
woensdag
C
donderdag
D
vrijdag

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Slide

Vandaag is het vrijdag.
Welke dag is het overmorgen?
A
zaterdag
B
zondag
C
maandag
D
dinsdag

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Slide

Vandaag is het donderdag.
Welke dag was het gisteren.
A
dinsdag
B
woensdag
C
vrijdag
D
zaterdag

Slide 29 - Quiz

Slide 30 - Slide

Vandaag is het woensdag.
Welke dag was het eergisteren?
A
maandag
B
dinsdag
C
donderdag
D
vrijdag

Slide 31 - Quiz

Slide 32 - Slide

Vandaag is het zaterdag.
Welke dag is het morgen?

Slide 33 - Open question

Slide 34 - Slide

Vandaag is het zondag.
Welke dag is het overmorgen?

Slide 35 - Open question

Slide 36 - Slide

Vandaag is het vrijdag.
Welke dag was het gisteren?

Slide 37 - Open question

Slide 38 - Slide

Vandaag is het maandag.
Welke dag was het eergisteren?

Slide 39 - Open question

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Slide