This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Kennisquiz over paragraaf 3.8 t/m 3.12
Slide 1 - Slide
Aandachtspunten
Lees de vraag goed en maak een keuze uit de meerkeuze-antwoorden.
Hoe sneller je bent, hoe hoger je staat bij een gelijke stand.
Maak de quiz individueel, dan pas heb je een goed beeld van je kennis op dit moment.
Slide 2 - Slide
Chauvinisme is een sterke, overdreven vorm van vaderlandsliefde. Bij welke van de volgende uitspraken past het woord chauvinistisch volgens jou het best?
A
'Ik ben zo trots op Nederland dat ik in het buitenland altijd foto's laat zien van Nederland.'
B
'Tijdens die wielerwedstrijd in Vlaanderen worden alle renners uit Wallonië uitgescholden en bespuugd.'
C
'Ik ga nooit op vakantie naar het buitenland. Het is nergens zo mooi als in Nederland!'
D
'Als ik het Wilhelmus hoor, krijg ik altijd kippenvel.'
Slide 3 - Quiz
'De gelegenheid om je mening te laten horen en daardoor invloed te krijgen op beslissingen.' Welk begrip hoort hier bij?
A
Insluiting
B
Inspraak
C
identiteit
D
bestemmingsplan
Slide 4 - Quiz
'Het gericht zijn op eigen dorp en gemeente.' Welk begrip past hierbij?
A
Lokalisme
B
regionalisme
C
provincialisme
D
nationalisme
Slide 5 - Quiz
Een voorbeeld van de regionale identiteit is:
A
De Nederlandse identiteit
B
De Friese identiteit
C
De Rotterdamse identiteit
D
De Europese identiteit
Slide 6 - Quiz
Tussen Den Haag en Rotterdam komt een nieuwe metrolijn. Welke bestuurlijke regio gaat hierover?
A
Gemeente
B
provincie
C
Nederlandse regering (het rijk)
Slide 7 - Quiz
1. De voormalige Sovjet-Unie bestond uit:
A
provincies
B
republieken
C
gemeenten
D
landen
Slide 8 - Quiz
Slide 9 - Slide
2. Het cirkeldiagram dat je zag gaat over:
A
Godsdienst
B
Taal
C
Etniciteit
D
Nationaliteit
Slide 10 - Quiz
Slide 11 - Slide
3. De reden voor conflicten in onder andere de Kaukasus zijn:
A
grote economische verschillen
B
weinig etnische groepen
C
weinig invloed van Poetin
D
grote culturele verschillen
Slide 12 - Quiz
4. Russificatie betekent:
A
Het Russisch maken van niet-Russen door taal en cultuur
B
Het uitbreiden van het Russisch grondgebied
C
Het toestaan van een andere godsdienst
D
Het uitbreiden van de islam in Rusland
Slide 13 - Quiz
5. Het verlangen van een groep mensen om zich af te scheiden van een staat, noem je......
A
nationalisme
B
lokalisme
C
regionalisme
D
separatisme
Slide 14 - Quiz
6. Grondstoffen zorgen voor problemen/conflicten in Rusland. Welk voorbeeld hoort er niet bij?
A
Economische problemen
B
Politieke conflicten
C
Culturele problemen
D
Milieu-problemen
Slide 15 - Quiz
7. Welk woord past het best bij de Russische economie?