5.6 Genen en eiwitten

Vak: Biologie
Hoofdstuk: 5.6
1.
Lesopening
2. 
Lesdoel + leergebiedoverstijgende doelen
3.
Arrangementen + Mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
1 / 14
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Vak: Biologie
Hoofdstuk: 5.6
1.
Lesopening
2. 
Lesdoel + leergebiedoverstijgende doelen
3.
Arrangementen + Mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie

Slide 1 - Slide

1. Lesopening
Pak je boek van biologie en open deze bij paragraaf 5.6 


Huiswerk controle


Slide 2 - Slide

2. Lesdoel
Aan het einde van de les:
- Kun je uitleggen dat cellen alleen de informatie gebruiken die ze nodig hebben. 


Leergebied overstijgende doelen:
Plannen en organiseren
- Nemen in hun agenda op wat ze de komende week moeten leren.
- Past zijn planning (indien nodig) aan voor de andere helft van de week (minimaal 2 vakken).

Slide 3 - Slide

3. Mini-check + arrangementen
Verdiept arrangement --> 8 of hoger: Bregje
Jij maakt zelfstandig opdracht 1 t/m 3 op blz 160 t/m 161


De rest doet mee met de mini-check.

Slide 4 - Slide

Wat bevat de informatie voor het maken van eiwitten?

Slide 5 - Open question

Waardoor komt de kleur van je ogen tot stand?
A
Genen
B
DNA
C
Eitwitten
D
Cellen

Slide 6 - Quiz

Wat is ' melanine'?

Slide 7 - Open question

Wie maakt wat
Had je alle vragen van de mini-check goed, dan maak je de opdrachten zelfstandig.
Opdracht 1 t/m 3 op blz 160 t/m 161

De rest doet mee met de instructie. 

Slide 8 - Slide

Eiwitten
Genen bevatten de informatie voor eiwitten, bijvoorbeeld een spiercel maakt spiereiwit. 

Om een eiwit te maken, heeft een cel informatie nodig. Deze is opgeslagen in een gen. 

Eiwitten en genen: regelen de kleur, de vorm en de werking van je lichaam. 

Slide 9 - Slide

Actief en niet actief
Een cel gebruikt alleen de genen die het nodig heeft. De andere genen zijn dus niet actief

Welke actief zijn hangt af van de plaats in het lichaam waar de cel zich bevindt. 

Een gen kan een beetje actief zijn, of erg actief. Bijvoorbeeld: als je veel krachttraining doet, wordt het gen in je spiercel actiever. Deze gaat meer spiereiwitten aanmaken. 


Slide 10 - Slide

5. Begeleid inoefenen
Geen of 1 vraag goed bij de mini-check -->
Dan maak je samen met de leerkracht opdracht 1

Slide 11 - Slide

6. Zelfstandig werken
Je maakt zelfstandig opdracht 1 t/m 3 op blz 160 t/m 161


Ben je klaar?
Dan kijk je de opdrachten na.
Daarna lees je de theorie van hoofdstuk 5 in stilte door. 
timer
1:00

Slide 12 - Slide

7. Evaluatie 
Hoe ging de les?
Zijn er opdrachten waar je moeite mee had?
Heb je nog ergens vragen over? 

- kun je uitleggen dat cellen alleen de informatie gebruiken die ze nodig hebben? 




Slide 13 - Slide

Huiswerk & Toetsen
Huiswerk 
Maandag 8 mei 
5.6 opdracht 1 t/m 3
toets
Dinsdag 9 mei
SO paragraaf 5.5 t/m 5.7

Slide 14 - Slide