APA Quiz leerjaar 1

1 / 34
next
Slide 1: Slide
NederlandsHBOStudiejaar 1

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

APA-quiz

Slide 11 - Slide

Ronde 1 
wel of geen plagiaat?

Slide 12 - Slide


In mijn verslag neem ik bijna letterlijk de tekst over van iemand anders. Ik vermeld de bron in de bronnenlijst.  
A
Plagiaat
B
Geen plagiaat

Slide 13 - Quiz


Ik kopieer de tekst van iemand anders; ik verander enkele woorden, maar ik vermeld de bron. 
A
Plagiaat
B
Geen plagiaat

Slide 14 - Quiz


Ik leg in mijn eigen woorden uit wat ik in een andere tekst gevonden heb. Ik kies daarvoor andere woorden en gebruik een andere zinsbouw. Ik verwijs in de tekst en ik vermeld de bron. 
A
Plagiaat
B
Geen plagiaat

Slide 15 - Quiz


Ik gebruik een afbeelding van een website. Ik vermeld geen bron. 
A
Plagiaat
B
Geen plagiaat

Slide 16 - Quiz


Ik laat een van mijn ouders een hoofdstuk van mijn verslag schrijven. 
A
Plagiaat
B
Geen plagiaat

Slide 17 - Quiz

Ronde 2
Citeren of parafraseren?

Slide 18 - Slide

Wat is het verschil tussen
citeren en parafraseren?
A
Citeren: in eigen woorden weergeven. Parafraseren: letterlijk overnemen.
B
Citeren: letterlijk overnemen. Parafraseren: in eigen woorden weergeven.

Slide 19 - Quiz

Bij het gebruik van een citaat in je verslag moet je altijd een paginanummer vermelden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quiz

Wees zuinig met citaten!
Eens!
Oneens!

Slide 21 - Poll

Een citaat zet je cursief in je verslag neer.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quiz

Citeren
  • Citaat onder 40 woorden altijd “tussen aanhalingstekens”
  • Een citaat van 40 woorden of meer wordt in een losstaand,     ingesprongen blok weergegeven, zonder aanhalingstekens
  • Bij een citaat paginanummer vermelden (p. 34)
  • Je mag een citaat inkorten:        . . .  
  • Citaat dat op meerdere pagina’s staat:   (Janssen, 2021, pp. 34-36).



Slide 23 - Slide

Parafraseren
  • In eigen woorden weergegeven materiaal (tekst/beeld/..) van iemand anders
  • Geen aanhalingstekens gebruiken
  • Paginanummer niet verplicht, maar wel aangeraden als je verwijst naar een specifieke passage



Slide 24 - Slide

Ronde 3 
Bronvermelding

Slide 25 - Slide

Dit is een correcte verwijzing in de tekst:
A
(Terlouw & Visser, 2017)
B
Terlouw en Visser (2017)...
C
(Terlouw en Visser, 2017)
D
In 2017 schreven Terlouw en Visser

Slide 26 - Quiz


Wanneer gebruik je et al.?

Slide 27 - Open question

Slide 28 - Slide

Is het publicatiejaar van een bron onbekend dan gebruik je de afkorting:
A
z.d.
B
g.j.
C
z.j.
D
a.j.

Slide 29 - Quiz

Je wilt verwijzen naar een hoorcollege op 28 mei 2021 van Denise Schagen. Wat is de juiste bronvermelding?
A
(D. Schagen, persoonlijke communicatie, 28 mei 2021)
B
(Schagen, hoorcollege, 2021)
C
(Schagen, 2021)
D
(Denise, persoonlijke communicatie,2021)

Slide 30 - Quiz

Je gebruikt twee boeken van Micha de Winter uit 2015. Wat is de juiste bronvermelding?
A
(De Winter, 2015a) (De Winter, 2015b)
B
(de Winter, 20151e) (de Winter, 20152e)
C
(De Winter, 2015-1) (De Winter, 2015-2)
D
(de Winter, 2015a) (de Winter, 2015b)

Slide 31 - Quiz

Je gebruikt een citaat van Janssen (2010) dat staat in een boek van Baarda (2015) op p.16. Wat is juist?
A
(Baada, 2015, citaat van Janssen, 2010)
B
(Janssen, 2010, geciteerd in Baarda, 2015 p. 16).
C
(Baarda, 2015)
D
(Janssen 2010, p.16)

Slide 32 - Quiz

Als ik in een verslag verwijs naar een opdracht die ik zelf heb gemaakt hoef ik niet te verwijzen naar een bron.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 33 - Quiz

Aan de slag met organisatieverslag
Je krijgt nu nog tijd om je organisatieverslag te verbeteren op taal. 

Slide 34 - Slide