Het vormen van het zwakke werkwoord in het Duits

Het vormen van het zwakke werkwoord in het Duits
1 / 15
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Het vormen van het zwakke werkwoord in het Duits

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoel
Aan het einde van deze les kun je het zwakke werkwoord in het Duits vervoegen.

Slide 2 - Slide

Leg het leerdoel kort uit en vertel de studenten wat ze aan het einde van de les zullen kunnen.
Wat weet je al over de vervoeging van het zwakke werkwoord in het Duits?

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Wat zijn zwakke werkwoorden?
Zwakke werkwoorden zijn werkwoorden die in de verleden tijd enkelvoud en meervoud op -te of -ten eindigen.

Slide 4 - Slide

Leg uit wat zwakke werkwoorden zijn en geef enkele voorbeelden.
Stam van het werkwoord
De stam van het werkwoord is de infinitief zonder de uitgang -en. Bijvoorbeeld: lopen -> loop

Slide 5 - Slide

Leg uit wat de stam van het werkwoord is en geef enkele voorbeelden.
Vervoeging in de tegenwoordige tijd
In de tegenwoordige tijd voeg je -e, -st, -t, of -en toe aan de stam van het werkwoord. Bijvoorbeeld: lopen -> ich laufe, du läufst, er/sie/es läuft, wir laufen, ihr lauft, sie/Sie laufen

Slide 6 - Slide

Leg uit hoe je het werkwoord in de tegenwoordige tijd vervoegt en geef enkele voorbeelden.
Vervoeging in de verleden tijd
In de verleden tijd voeg je -te of -ten toe aan de stam van het werkwoord, afhankelijk van het onderwerp. Bijvoorbeeld: lopen -> ich lief, du liefst, er/sie/es lief, wir liefen, ihr lieft, sie/Sie liefen

Slide 7 - Slide

Leg uit hoe je het werkwoord in de verleden tijd vervoegt en geef enkele voorbeelden.
Oefening
Vervoeg het werkwoord 'spielen' in de tegenwoordige tijd voor 'ich', 'du', 'er/sie/es', 'wir', 'ihr' en 'sie/Sie'.

Slide 8 - Slide

Geef de studenten wat tijd om de oefening te maken en bespreek de antwoorden nadien klassikaal.
Onregelmatige werkwoorden
Er zijn ook enkele onregelmatige werkwoorden in het Duits, zoals 'sein' (zijn), 'haben' (hebben) en 'werden' (worden).

Slide 9 - Slide

Leg uit dat er ook onregelmatige werkwoorden zijn en geef enkele voorbeelden.
Oefening
Vervoeg het werkwoord 'haben' in de verleden tijd voor 'ich', 'du', 'er/sie/es', 'wir', 'ihr' en 'sie/Sie'.

Slide 10 - Slide

Geef de studenten wat tijd om de oefening te maken en bespreek de antwoorden nadien klassikaal.
Belangrijkste punten
1. De stam van het werkwoord is de infinitief zonder de uitgang -en. 2. In de tegenwoordige tijd voeg je -e, -st, -t, of -en toe aan de stam van het werkwoord. 3. In de verleden tijd voeg je -te of -ten toe aan de stam van het werkwoord. 4. Er zijn ook onregelmatige werkwoorden.

Slide 11 - Slide

Vat de belangrijkste punten kort samen.
Einde van de les
Dit was het einde van de les. Bedankt voor jullie aandacht!

Slide 12 - Slide

Bedank de studenten voor hun aandacht en geef eventueel nog huiswerkopdrachten mee.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 13 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 14 - Open question

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 15 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.