Oefenvragen SE

OEFENVRAGEN
Kunstbeschouwing
1 / 35
next
Slide 1: Slide
HandvaardigheidMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

OEFENVRAGEN
Kunstbeschouwing

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Op afbeelding 1 zie je De Paardenrace te Longchamp, een werk van de Franse schilder Eduard Manet uit 1866/1867.

Slide 3 - Slide

vraag 1      

Bekijk afbeelding 1


De paarden rennen.

Noem twee aspecten van de voorstelling waaraan je kunt zien dat de paarden rennen.


voorbeelden van juiste aspecten van de voorstelling:

opstuivend zand (van de baan)

opgeheven en gestrekte voorbenen

voeten los van de grond

voorovergebogen houding van de ruiters

Slide 4 - Slide

Noem twee aspecten van de voorstelling waaraan je kunt zien dat de paarden rennen.

Slide 5 - Open question


Vraag 2

Bekijk afbeelding 1.


Door de  kleurcontrasten in dit schilderij vallen de paarden op.


Noem een kleurcontrast en leg je antwoord uit.

voorbeelden van juiste antwoorden:

Licht-donkercontrast; toelichting:

lichte ruiters versus de donkere paarden,

donkere paarden versus het lichte, opstuivende zand en renbaan.

Warm-koudcontrast; toelichting:

het roodbruin van paarden versus het groen van renbaan.

Complementair contrast; toelichting:

de roodbruine kleur van paarden versus de groene baan/omgeving,

roodbruine paarden versus donkergroene loof erachter.

Slide 6 - Slide

Noem een kleurcontrast en leg je antwoord uit.

Slide 7 - Open question

Vraag 3

Bekijk afbeelding 1.


Ook door de ordening die Manet in dit werk aanbracht vallen de paarden en ruiters op.


Leg aan de hand van de ordening uit dat de paarden en ruiters het meest opvallen in het werk.

voorbeelden van een juist antwoord:

centrale plaatsing, of: plaatsing op (nagenoeg) verticale middenas

geplaatst op het snijpunt van vele perspectieflijnen

geplaatst onder een grote boompartij waartegen de paarden afsteken

Slide 8 - Slide

Leg aan de hand van de ordening uit dat de paarden en ruiters het meest opvallen in het werk.

Slide 9 - Open question

Vraag 4

Bekijk afbeelding 1.


Als je als beschouwer vlak voor het schilderij staat, lijk je midden op de renbaan te staan.


Noem een aspect van de vormgeving waardoor je als beschouwer midden op de renbaan lijkt te staan.

Leg je antwoord uit.

voorbeelden van juiste antwoorden zijn:

de ordening: De aanstormende paarden midden onder op het doek lijken het doek af te lopen richting beschouwer.

de lijnvoering: Door de (perspectief)lijnen van de renbaan te verlengen, loopt deze door naar de plek waar de beschouwer staat.

−  de afsnijding links en rechts: waardoor het lijkt alsof de beschouwer tussen de hekken van de renbaan staat.

Slide 10 - Slide

Noem een aspect van de vormgeving waardoor je als beschouwer midden op de renbaan lijkt te staan.

Slide 11 - Open question

Op figuur 1 zie je drie schematische tekeningen van het werk op afbeelding 1.

Figuur 1

Slide 12 - Slide

Vraag 5

Bekijk afbeelding 1 en figuur 1.


De horizon is op de juiste hoogte aangegeven in ...


A schema I.

B schema II.

C schema III.

Antwoord B

Slide 13 - Slide

De horizon is op de juiste hoogte aangegeven in ....
A
schema 1
B
schema 2
C
schema 3
D
schema 1 & 2

Slide 14 - Quiz

Op afbeelding 2 zie je het schilderij Elasticiteit dat de Italiaanse schilder Boccioni in 1912 maakte.

Het verbeeldt een ruiter op een paard.
Boccioni behoort tot de groep kunstenaars die futuristen wordt genoemd.

Slide 15 - Slide

Vraag 6


Bekijk afbeelding 2.


Futuristen hielden zich bezig met vooruitgang.


Noem twee aspecten van de voorstelling die vooruitgang verbeelden.

Het paard met ruiter gaat vooruit (van rechts naar links).

De ijzeren staven links en de masten in de rechterbovenhoek die getuigen van industrie (destijds vooruitgang).

Rookwolken / fabriekspijpen links- en rechtsboven in het schilderij die getuigen van industrie.

Slide 16 - Slide

Vraag 7

Bekijk afbeelding 2.


Boccioni heeft op meerdere manieren beweging gesuggereerd.


Noem twee aspecten van de vormgeving die beweging suggereren.


Leg beide antwoorden uit.

aspect              uitleg

ordening:         herhaling van vormen of ritmische vlakverdeling of diagonale    richtlijnen

vorm:               vervaagde vormen of gefragmenteerde vormen

kleur:                het kleurverloop

ruimte:              afsnijdingen

Slide 17 - Slide

Futuristen zochten naar een manier om de beweging van mens en dier in

hun werk vast te leggen.


Op figuur 2 zie je een serie foto's die de fotograaf Eadweard Muybridge in 1887 maakte. Hiermee legde hij de bewegingen van een paard met ruiter vast.

Figuur 2

Slide 18 - Slide

Vraag 8

Bekijk figuur 2.


Leg uit waarom deze foto's informatief waren voor de futuristen.

       Betrek figuur 2 in je antwoord.

Het antwoord moet de volgende strekking te hebben: In een reeks foto's is een beweging stap voor stap zichtbaar gemaakt waardoor het de futuristen inzicht gaf in de beweging en hielp om deze te verbeelden.

Slide 19 - Slide

Vraag 9

Bekijk afbeelding 2.

Het werk wordt gerekend tot het futurisme vanwege het

A abstracte karakter.

B dynamische karakter.

C naturalistische karakter.

Antwoord B

Slide 20 - Slide

10 Vergelijk afbeelding 1 en 2.


Beide schilderijen verbeelden beweging, maar op een andere manier.

Leg het verschil uit en betrek in je antwoord beide schilderijen.
Het antwoord dient de volgende strekking te hebben: In afbeelding 1 is één moment vastgelegd als ware het een bevroren beweging en in afbeelding 2 lijkt de kunstenaar meerdere momenten tegelijk weer te geven.

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

Sinds 1990 maakt de Nederlandse kunstenaar Theo Jansen strandbeesten.

Op afbeelding 3 zie je een krab.

Op afbeelding 4, 5 en 6 zie je verschillende aanzichten van een van Jansens strandbeesten, de Animaris Adulari.


afb 3
afb 4
afb 5
afb 6

Slide 23 - Slide

Vraag 11

Vergelijk afbeelding 3 met afbeeldingen 4, 5 en 6.


Noem drie kenmerken van het strandbeest van Theo Jansen die je ook ziet bij de krab.

voorbeelden van juiste kenmerken:

skelet(achtige) opbouw

hoggeplaatse romp

(aan weerszijden van de romp geplaatste) gelede poten (scharen)

symmetrische opbouw

beweging(en) mogelijk (door gewrichten/scharnieren)

gele kleur

'voelsprieten'

ze'lopen' zijwaarts.

ze staan hoog op de poten/op hun tenen / stand van de poten

Slide 24 - Slide

Noem drie kenmerken van het strandbeest van Theo Jansen die je ook ziet bij de krab.

Slide 25 - Open question

Het strandbeest bestaat uit kunststof buizen en doek. Het beweegt door de wind.

Vraag 12

Bekijk afbeelding 4, 5 en 6.

Noem twee kenmerken van het strandbeest waardoor het in beweging
kan komen.

voorbeelden van juiste kenmerken:

de scharnierende constructie

de lichte materialen (van gewicht)

Het 'zeil' of: de mogelijkheid het oppervlak van het 'zeil' te vergroten/verkleinen of: de stand van de 'het zeil' ten opzichte van de romp te wijzigen.

Slide 26 - Slide

Noem twee kenmerken van het strandbeest waardoor het in beweging kan komen.

Slide 27 - Open question

Vraag 13

Bekijk afbeelding 4, 5 en 6.


Noem twee kenmerken van een zandstrand waardoor het geschikt is om een strandbeest te laten bewegen.

voorbeelden van juiste kenmerken:

grote, open ruimte


één soort ondergrond

(redelijk) vlakke ondergrond

meestal wind

ondergrond biedt grip

Slide 28 - Slide

Om strandbeesten te kunnen bouwen deed Jansen veel onderzoek en experimenten.

Op afbeelding 7 en 8 zie je voorbeelden van proefjes.

Vraag 14

Bekijk afbeelding 7 en 8.

Jansen doet hier onderzoek naar het materiaal.

Noem een aspect van het materiaal dat Jansen hier onderzoekt.

voorbeelden van juiste eigenschappen:

buigzaamheid

de sterkte

Slide 29 - Slide

Noem een aspect van het materiaal dat Jansen hier onderzoekt.

Slide 30 - Open question


Jansen heeft veel kennis van techniek.


Vraag 15

Bekijk afbeelding 4 t/m 8.


Er is kennis van techniek nodig om deze strandbeesten te laten voortbewegen.


Geef voor deze bewering een argument.

voorbeelden van juiste argumenten:

Je moet weten hoe je wind omzet in beweging.

Je moet kennis en inzicht hebben van de eigenschappen van materialen.

Je moet kennis van mechanica/overbrengingssystemen/assen hebben en die kennis weten toe te passen.

Slide 31 - Slide

Er is kennis van techniek nodig om deze strandbeesten te laten voortbewegen.

Slide 32 - Open question

Vraag 16

Bekijk afbeelding 4, 5 en 6.

Een strandbeest is een

A aerodynamisch object.

B objet trouvé.

C kinetisch object.

Antwoord C

Slide 33 - Slide

Jansen geeft elk strandbeest een eigen Latijnse naam, zoals alle diersoorten die krijgen. Als de strandbeesten kapotgaan, bewaart hij ze op een 'strandbeestenkerkhof'.

Vraag 17

Geef twee redenen die Jansen kan hebben om zijn strandbeesten namen te geven.


Vraag 18

Geef twee redenen die Jansen kan hebben om zijn strandbeesten te bewaren.



voorbeelden van juiste redenen:

om te verwijzen naar echte/levende dieren/diersoorten

om te benadrukken dat elk strandbeest uniek is

- Omdat Jansen de beesten ziet als zijn schepsels/'kinderen'

voorbeelden van juiste redenen:

als herinnering aan elk van zijn creaties

als studiemateriaal

ter inspiratie

als archief voor later

Ook deze wezens verdienen een plek nadat ze 'gestorven' zijn.

Het is ook 'stilstaand' een kunstwerk.

Slide 34 - Slide

Geef twee redenen die Jansen kan hebben om zijn strandbeesten namen te geven.

Slide 35 - Open question