eenheden

Doel van de les
  • Kennismaken en begrijpen van de begrippen grootheid en eenheid.
  • Meetinstrumenten aflezen (ampèremeter, voltmeter, maatcylinder)
1 / 22
next
Slide 1: Slide
TechniekVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Doel van de les
  • Kennismaken en begrijpen van de begrippen grootheid en eenheid.
  • Meetinstrumenten aflezen (ampèremeter, voltmeter, maatcylinder)

Slide 1 - Slide

Grootheden en eenheden
Grootheid                               Eenheid

Snelheid                                  m/s   of    km/h
Afstand                                    m       of    km
Tijd                                             s         of    h

m = meter
km = kilometer
s = seconde
h = uur

Slide 2 - Slide

Grootheden en eenheden
Grootheid                                               Eenheid

massa                                     ton          kg           g        mg    
                   
volume                                   L               cL         mL      
  
stroomsterkte                     A              mA

spanning                                 V            mV                                

Slide 3 - Slide


Wat is het volume?
A
540dm3
B
54mm3
C
54cm3
D
0.54cm3

Slide 4 - Quiz

Wat is het volume?
A
60cm3
B
600cm3
C
0.6cm3
D
0.06cm3

Slide 5 - Quiz

Wat is het volume
van deze steen?
A
20 cm^3
B
15 cm^3
C
9 cm^3
D
24 cm^3

Slide 6 - Quiz

Rob bepaalt het volume van een schaakstuk Wat is het volume van dit schaakstuk?
A
5,1 cm3
B
6 cm3
C
10 cm3
D
16 cm3

Slide 7 - Quiz

Wat is het volume van het blokje?
A
10 ml
B
20 ml
C
19 ml
D
9 ml

Slide 8 - Quiz

Rob bepaalt het volume van een schaakstuk. Wat is het volume van dit schaakstuk?
A
5,1 cm³
B
6 cm³
C
10 cm³
D
16 cm³

Slide 9 - Quiz

Bereken de massa in kg van een voorwerp met een massa van 55 gram
A
55 000 kg
B
5,5 kg
C
0,055 kg
D
0,000055kg

Slide 10 - Quiz

massa is een
timer
0:10
A
Grootheid
B
Eenheid

Slide 11 - Quiz

Hoe meet je spanning?
A
Je kan maximaal 3 V meten
B
Je kan maximaal 15 V meten
C
Je kan maximaal 30 V meten
D
Dat kan je niet zeggen

Slide 12 - Quiz

Hoeveel geeft de stroommeter aan?
A
36mA
B
3,6mA
C
3,3mA
D
3,8mA

Slide 13 - Quiz

De spanningsmeter uit de afbeelding is aangesloten op een spanningsbron.

Hoeveel spanning levert deze spanningsbron?
A
25,5 V
B
12,75 V
C
2,55 V

Slide 14 - Quiz

Wat is de aanwijzing van de stroommeter?
A
4 A
B
4 V
C
0,4 A
D
0,4 V

Slide 15 - Quiz

Hoe meet je spanning?
A
Je kan maximaal 3 V meten
B
Je kan maximaal 15 V meten
C
Je kan maximaal 30 V meten
D
Dat kan je niet zeggen

Slide 16 - Quiz

Fleur wil met de spanningsmeter een spanning meten van ongeveer 7V. Welke aansluiting kan zij dan het beste gebruiken?
A
0 - 3V
B
0 - 15V
C
0 - 30V
D
Het maakt niet uit of ze 0-15V of 0-30V gebruikt

Slide 17 - Quiz

De spanningsmeter uit de afbeelding is aangesloten op een spanningsbron.

Hoeveel spanning levert deze spanningsbron?
A
25,5 V
B
12,75 V
C
2,55 V

Slide 18 - Quiz

Hoe groot is het voorwerp op
de foto in werkelijkheid?
A
Het is een kerstster, dus zo'n 300 mm
B
Het is een boomblad van de West-Polynesische sterwilg, ongeveer 150 mm
C
Het is een 150 x uitvergrote sneeuwvlok, dus ongeveer 3mm
D
Dat is onmogelijk te zeggen, omdat je de schaal van de foto niet weet

Slide 19 - Quiz

Noem een stof met een
dichtheid kleiner dan de
dichtheid van kurk.

Slide 20 - Open question

Bereken de dichtheid van het blokje.
dichtheid=(cm3g)
    dichtheid = 
 massa: volume

Slide 21 - Open question

Bereken de dichtheid van het blokje.
p=(cm3g)
    dichtheid = 
 massa: volume

Slide 22 - Open question