1hv - Ch 3 - herh grammatica

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

BIENVENUE!

Prenez vos livres, cahiers et stylos.

Chapitre 3

Planète Collège

Bonjour!          

Aan het eind van de les: weet je wat je moet kennen voor de toets.

Qu'est-ce qu'on va faire?

1. Wat? Waar? Hoe?

2. Maak een poster

3. Quiz

Réponds en néerlandais:

• C'est quoi, le but?
• Qu'est-ce qu'on va faire aujourd'hui?

Grammatica-toets week 6

• Wat moet je kennen voor de toets?
  
  
• Waar vind je extra uitleg?
  
  
• Hoe kan je extra oefenen?

week 6 toets grammatica (2x)

• le verbe AVOIR
• le verbe ÊTRE
• les verbes '-er'
• ontkenning
• bezittelijk voornaamwoord

bronnen D & H

Chapitres 1,2,3

uitleg video's op Classroom! 

Maak een poster

• in tweetallen
• kies een onderwerp
• maak een poster met uitleg
• 15 minuten

Daarna: - bekijk alle posters, heb je nog vragen?

                  - quiz!

bronnen D & H, Ch. 1,2,3

uitleg video's op Classroom! 

• lidwoorden
• les verbes AVOIR / ÊTRE
• les verbes '-er'
• ontkenning
• bezittelijk voornaamwoord

kies onderwerpen die je moeilijk vindt

geef duidelijke uitleg

La tente est confortable.
C'est .... grande tente.

1. un
2. une

ik heb

jij hebt

hij / zij heeft

wij hebben

jullie hebben / u heeft

zij hebben

vous avez

il / elle a

j'ai

ils / elles ont

tu as

nous avons

Marie et Paul (adorer) ........ les frites

Maak de zin ontkennend.
Elle aime le fromage?

Antwoord ontkennend.
C'est bon?

1. Non, ce ne pas est bon.
2. Non, c'est ne pas bon.
3. Non, ce n'est pas bon.
4. Non, ne pas c'est bon.

Tekst

suis

es

est

sommes

êtes

sont

ÊTRE

je

nous

tu

il

ils

vous

Elle a un ami. ..... ami, c'est Paul.

1. son
2. sa
3. ses
4. ton

les devoirs

1hva: lundi 5 février, 5e uur

1hvc: lundi 5 février, 6e uur

• Apprendre (= leren) Chapitre 3- bron D,H - page 133
• Faire (= maken) ex 5bc, p. 141 / ex 11c, p. 148 / ex 22a, p. 159  
• Controleer je antwoorden (Ch.4)!

• thuis max kwartier

• WAAROM echt doen? nodig voor les morgen!

À la fin du cours...

• Stoel aanschuiven.
• Rommel? In prullenbak.

• Rustig lokaal uit.

Woorden op het bord zetten:

le matin

l'après-midi

porter (un uniforme)

rentrer