Les 9 - Paragraaf 4.3

Hoofdstuk 4
De industriële revolutie





Les 9 - Paragraaf 4.3
Nederland in 1848
1 / 16
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 4
De industriële revolutie





Les 9 - Paragraaf 4.3
Nederland in 1848

Slide 1 - Slide

Doel
  • Je kunt uitleggen welke idealen de liberalen hadden op politiek en economisch gebied.

Slide 2 - Slide

Planning
  • Terugblik: vorige lessen
  • Filmpjes Willem I
  • Lezen
  • Uitleg
  • Opdrachten
  • Afsluiting: check leerdoel

Slide 3 - Slide

Welke uitspraak over Nederland tussen 1813 en 1830 is juist?
A
Het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden bestond uit alleen Nederland en België
B
De economie was erg sterk dankzij de bezetting van Frankrijk
C
Alleen rijke mannen mochten stemmen tijdens verkiezingen
D
Er was een grondwet, maar die gold alleen voor de arbeiders

Slide 4 - Quiz

Welke uitspraak over koning Willem I is juist?
A
Koning Willem I bepaalde wie zijn ministers werden
B
Koning Willem I vond infrastructuur niet zo belangrijk
C
Koning Willem I luisterde altijd goed naar de ministers en het parlement
D
Koning Willem I was de allereerste koning van Nederland

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Video

Lezen
  • Paragraaf 4.3
Havo: De liberalen
Vwo: Conservatieven en liberalen
  • 5 minuten
  • Eerder klaar? Maak online:
Havo: 10 en 14 (daarna 1 en 2)
Vwo: 10 (daarna 1 en 2)

Slide 7 - Slide

Liberalisme
  • Liberté = vrijheid
  • Politieke stroming die opkomt voor zoveel mogelijk vrijheid voor burgers.

Slide 8 - Slide

Liberalisme
Politiek:
  • Meer inspraak in bestuur (voor de rijken).
  • Overheid moet zich zo min mogelijk bemoeien met het leven van de burgers.
 Economie:
  • Weinig hinderende regels voor ondernemers.

Slide 9 - Slide

Welke klasse was vooral aanhanger van het liberalisme?
A
Ondernemersklasse
B
Arbeidersklasse

Slide 10 - Quiz

Waarom was vooral de ondernemersklasse liberaal? (denk aan het begrip kapitalisme!)

Slide 11 - Open question

Conservatieven
  • Conserver = behouden
  • Iemand die alles zoveel mogelijk bij het oude wil laten.
  • Voelden niets voor inspraak in bestuur en vrijheid.

Slide 12 - Slide

Aan de slag (havo)
Lees:
  • Paragraaf 4.3: Het liberalisme
  • Of kijk: bit.ly/3vYy0Rx 
Maak (online):
  • Opdracht 10 en 14
Klaar: 
  • Opdracht 1 en 2
  • Test-jezelfs van 4.1 en 4.2

Slide 13 - Slide

Aan de slag (vwo)
Lees:
  • Paragraaf 4.3: Conservatieven en liberalen
  • Of kijk: bit.ly/3vYy0Rx 
Maak (online):
  • Opdracht 10
Klaar: 
  • Opdracht 1 en 2
  • Test-jezelfs van 4.1 en 4.2

Slide 14 - Slide

Je kunt uitleggen welke idealen de liberalen hadden op politiek en economisch gebied.
0100

Slide 15 - Poll

Willem I
Liberalen
De koning benoemt en ontslaat ministers wanneer hij wil.
Burgers behouden de grondrechten, zoals de vrijheid van godsdienst.
Ondernemers krijgen meer vrijheden.
Rijke burgers moeten meer inspraak op het bestuur hebben.
De koning benoemt een aantal leden van het parlement.

Slide 16 - Drag question