Woordenschat 1

Woordenschatquiz 1
1 / 11
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Woordenschatquiz 1

Slide 1 - Slide

Wat betekent opril?
A
Geheime afspraak om belasting te ontduiken.
B
Oplopende weg, bijvoorbeeld een dijk op.
C
Opstaande rand, bijvoorbeeld van een aanrechtblad.

Slide 2 - Quiz

Wat betekent mamba?
A
dans
B
muziekinstrument
C
gifslang

Slide 3 - Quiz

Wat betekent schrobbering?
A
belediging
B
berisping
C
schoonmaakborstel

Slide 4 - Quiz

Wat betekent flemen?
A
slijmen
B
spugen
C
vurig spreken

Slide 5 - Quiz

Wat betekent pregnant?
A
kernachtig
B
kortaf
C
overdreven

Slide 6 - Quiz

Wat betekent paleontologie?
A
onderzoek naar de steentijd
B
oudheidkunde
C
studie van fossielen

Slide 7 - Quiz

Wat betekent macadam
A
truttige vrouw
B
noot
C
wegverharding

Slide 8 - Quiz

Wat betekend hudo?
A
Japanse vechtsport
B
wc in de buitenlucht
C
zeevis

Slide 9 - Quiz

Wat betekent dilettant?
A
twijfelkont
B
ijverige werker
C
amateur

Slide 10 - Quiz

Wat betekent abominabel?
A
bewonderenswaardig
B
overvloedig
C
verschrikkelijk

Slide 11 - Quiz