Se présenter

Le programme/les objectifs:

- Se présenter 
- Parler de sa famille et ses amis


1 / 21
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Le programme/les objectifs:

- Se présenter 
- Parler de sa famille et ses amis


Slide 1 - Slide

Se présenter et parler de sa famille
Leerdoel:
Na deze les ken je  jezelf voorstelle en over je familie en vrienden praten/ schrijven in het Frans.
Je herhaalt de phrases -clés en alle woorden, grammatica die je nodig hebt om een goede tekst te schrijven of kleine verhaal te vertellen over jezelf, je familie en vrienden.

Slide 2 - Slide

Verwerk de volgende punten om jezelf te kunnen voorstellen:
- Je naam, leeftijd en wanneer je jarig bent (maand)
- Je nationaliteit en welke talen je spreekt.
- Vertel welke huisdieren je hebt.
- Wat is je mobiel nummer .
- Vertel met wie je thuis woont ( ouders, broers en zussen).
- Beschrijf iemand van het gezin ( 3 eigenschappen).
- Wie is jouw beste vriend (in) en hoe heb jij hem of haar leren kennen.

timer
5:00

Slide 3 - Open question

1. Lees voor elkaar eigen tekst en geef elkaar feedback. 
2. Kijk naar de phrases-clés bij Référence : verbeter nog je zinnen en voeg andere dingen erbij.
3. Schrijf de tekst nog een keer.


Slide 4 - Slide

Onregelmatige ww: avoir, être, faire, aller 
Schrijf wat je nog weet van de rijtjes van de ww. ( avoir, être, faire, aller en verbeter je antwoorden. 

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

faire = maken/doen
aller = gaan

Slide 8 - Slide

Elle ... une fille. (Etre)
A
es
B
est
C
sont
D
sommes

Slide 9 - Quiz

Ils ... les devoirs. (faire)
A
font
B
fait
C
fais
D
sont

Slide 10 - Quiz

Tu ... à l'école. (aller)
A
vas
B
va
C
vais
D
vont

Slide 11 - Quiz

Martien et Erica ... un château.
A
a
B
ai
C
ont
D
as

Slide 12 - Quiz

tu ... au cinéma. (aller)

Slide 13 - Open question

Mes amis ... du foot. (faire)

Slide 14 - Open question

Léa ... un chien. (avoir)

Slide 15 - Open question

Il ... à Rotterdam. (Aller)
A
a
B
va

Slide 16 - Quiz

Herhalen adjectif= bijvoegelijk naamwoord

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Les devoirs
Bij "boîte à Grammaire" in de digitale omgeving van Grandes lignes, ga jij oefenen met de volgende:
- le présent 
- l'adjectif qualificatif 

Slide 21 - Slide