V6 H20 Eiwitten

H20 Eiwitten
Hoe sta je er voor:
vragen aan de hand van bronnen en vragen uit 20.1 t/m 20.4
1 / 15
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

H20 Eiwitten
Hoe sta je er voor:
vragen aan de hand van bronnen en vragen uit 20.1 t/m 20.4

Slide 1 - Slide

Welk celorganel is de laatste stap in de aanmaak van eiwitpoorten in een celmembraan?
A
Ribosoom
B
ER
C
Celkern
D
Golgi-systeem

Slide 2 - Quiz

Welke energiedrager levert de energie om een ribosoom aan het ER te laten binden?
A
ATP
B
CTP
C
GTP
D
TTP

Slide 3 - Quiz

Beide vragen kwamen uit 20.1
Vraag over eiwitten in celmembraan: vraag 1b
Vraag over energie bron 1 blz. 115

Slide 4 - Slide

Waar haalt een motoreiwit zijn energie vandaan om zich over een microtubulus te verplaatsen?
A
ATP
B
CTP
C
GTP
D
TTP

Slide 5 - Quiz

BINAS tabel 90C: er zitten in spieren actine- en myosine eiwitten. Welk eiwit is een motoreiwit?
A
geen van beide
B
actine eiwitten
C
myosine eiwitten
D
beide

Slide 6 - Quiz

BINAS tabel 67K: bij het getoonde insuline links boven beginnend: welke van die drie aminozuren is essentieel?
A
Gly
B
Gly Ile Val
C
Ile Val
D
Geen van drie

Slide 7 - Quiz

20.2 Driemaal BINAS: 
2x 90C, 1x 67K

Slide 8 - Slide

Is een co-factor altijd van belang voor een enzymmolecuul?
A
ja, de co-factor is het actieve centrum
B
nee, een enzym-molecuul kan altijd zonder co-factor
C
nee, alleen soms is de co-factor van belang
D
xxx

Slide 9 - Quiz

Welke moleculen kunnen ervoor zorgen dat een enzymmolecuul wel of niet kan binden aan het substraat?
A
activatormoleculen
B
inhibitiemoleculen
C
zowel activator- als inhibitiemoleculen
D
secretasen

Slide 10 - Quiz

20.3 co-factor: vraag 8, binding: bron 13 (en bron 9 voor secretasen: die breken bepaalde verouderde eiwitten af) 

Slide 11 - Slide

Een ziekte/meerdere ziekten veroorzaakt door schadelijke eiwitten is/zijn
A
ziekte van Alzheimer
B
ziekte van Huntington
C
ziekte van Creutzveld-Jacobs
D
alle drie

Slide 12 - Quiz

Hoe heet een eiwit dat RNA in zeer kleine stukjes kan 'knippen'
A
een RISC
B
een dicer
C
het RISC-siRNA-complex
D
alle drie

Slide 13 - Quiz

20.4 Ziekten op p. 131 en examentraining p. 142-145, onderdelen voor afslaan van RNA aanvallen van buitenaf: bron 18, 19 en bron 20 p. 131.
siRNA: small interfering RNA

Slide 14 - Slide

Vragen in toetsen natuurlijk veel gecompliceerder. Advies: hou het huiswerk bij

Nu door naar 20.5. 

Slide 15 - Slide