Beeld en vergroting

6.5 Beelden maken met een lens
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

6.5 Beelden maken met een lens

Slide 1 - Slide

Bolle lenzen
Een positieve lens is in het midden dikker dan aan de rand

Een bolle lens noem je ook wel een positieve lens.

Slide 2 - Slide

Een positieve lens
Een positieve (bolle) lens heeft een convergente werking.

De lichtstralen gaan naar elkaar toe.
Er ontstaat een brandpunt.

Slide 3 - Slide

Holle lenzen
Een holle lens noem je ook wel een negatieve lens.

Een negatieve lens is in het midden dunner dan aan de rand.

Slide 4 - Slide

Negatieve lenzen
De lichtstralen gaan uit elkaar.

Een negatieve lens heeft een divergerende werking.

Slide 5 - Slide

 lenzen
Hoe sterker de lens hoe groter de convergerende of divergerende werking is.

Slide 6 - Slide

Zet de begrippen op de juiste plek in het plaatje.
Lens
brandpunt
brandpunt afstand

Slide 7 - Drag question

Brandpunt - F
1
2
4
3

Slide 8 - Slide

Beeld positieve lens
1
2
3

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Vergroting N
1
2
alles mag natuurlijk ook in m of mm

Slide 11 - Slide

Beeldvorming bij een projector

Slide 12 - Slide

Beeldvorming bij een fotocamera

Slide 13 - Slide

Op een dia staat een boom de grootte van de boom op de dia is 2 cm.
Via een projector wordt een beeld van de
boom geprojecteerd op een scherm op het scherm is de boom 1,2 meter hoog. Wat is de vergroting.
A
60
B
0,6
C
1,67
D
0.0167

Slide 14 - Quiz

Brandpunt - F

Slide 15 - Slide

Lenssterkte

Slide 16 - Slide

Afbeelden met licht

Slide 17 - Slide

Welke afstand is de voorwerpafstand?
A
afstand A
B
afstand B
C
afstand C
D
de brandpuntsafstand staat niet aangegeven

Slide 18 - Quiz

Welke afstand is de brandpuntsafstand?
A
afstand A
B
afstand B
C
afstand C
D
de brandpuntsafstand staat niet aangegeven

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Slide

De lenzenformule
Er is een vaste wiskundige verhouding tussen voorwerpsafstand v,  beeldafstand b, en brandpuntsafstand f


f1=v1+b1

Slide 21 - Slide

lenzenformule toepassen
Waar komt het beeld? Het beeld komt op afstand b van de lens. Dus voor een scherp beeld moet je daar je scherm plaatsen.
brandpuntsafstand f = 3 cm
voorwerpsafstand v = 3,75 cm



b1=f1v1=313.751=151     dus b=15 cm
f1=v1+b1

Slide 22 - Slide

brandpunts-afstand f = 1,67 cm,
voorwerps-afstand v = 2 cm.

Bereken beeld-afstand b.
f1=v1+b1
A
ongeveer 0,1 cm
B
ongeveer 10 cm
C
ongeveer 1 cm
D
ongeveer - 10 cm

Slide 23 - Quiz


voorwerpsafstand v = 9 cm,
beeldafstand b = 4,5 cm.

** Bereken de brandpuntsafstand f **

f1=v1+b1
A
4,5 cm
B
0,33 cm
C
3,0 cm
D
40,5 cm

Slide 24 - Quiz

Bereken de brandpuntsafstand.

Slide 25 - Slide

Vul de tabel in
Neem de tabel over in je schrift.
Reken uit wat op de stippellijntjes moet komen te staan.

Slide 26 - Slide

Antwoorden
.

Slide 27 - Slide

Het voorwerp staat op 22 cm afstand van de lens. De beeldafstand is 26,4 cm. Bereken de vergroting N.
A
48,4 x
B
0,83 x
C
1,2 x
D
581 x

Slide 28 - Quiz

De beeldafstand is 60 cm. De voorwerps-afstand is 12 mm. Bereken de vergroting.
A
5 x
B
15 x
C
25 x
D
50 x

Slide 29 - Quiz

Extra oefenen? Bekijk Hoofdstuk 3 extra boekje!

Slide 30 - Slide