2) Theorie uit je boek + Eindopdrachten + presentaties (Classroom)
Agenda
H2 in vogelvlucht (theorie + vragen)
Test jezelf
Spel
Slide 1 - Slide
Hoofdstuk 2
TW = TO - TK
Qa = Qv
Slide 2 - Slide
Vraaglijn
Gevraagde hoeveelheid:aantal stuks dat de consumenten bij een bepaalde prijs willen kopen.
Voorbeeld: Q= -5P + 6.000
Q= de vraag in aantal stuks
P= de prijs per product
Slide 3 - Slide
verschuiving op en van de vraaglijn
gevraagde hoeveelheid bepaald door vraagfactoren:
prijs (verschuiving op de vraaglijn)
verschuiving van de vraaglijn:
behoefte en voorkeuren van vragers
hoogte van inkomen van vragers
prijs van andere producten
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Q = -20P + 80.000
A
Dit is een vraaglijn
B
Dit is een aanbodlijn
Slide 6 - Quiz
Verschuiving naar links
Verschuiving naar rechts
De consument heeft meer inkomen
Het product is niet meer in de mode
Het aantal consumenten daalt
Slide 7 - Drag question
Wanneer spreken we van Marktevenwicht?
A
Wanneer er even veel mensen als aanbieders op de markt aanwezig zijn
B
Als er even veel appels als peren op de markt zijn
C
Situatie op de markt waarbij vraag en aanbod niet aan elkaar gelijk zijn.
D
Situatie op de markt waarbij vraag en aanbod aan elkaar gelijk zijn.
Slide 8 - Quiz
Oefensom
Gegeven is het volgende marktmodel:
Qv = -100p + 600
Qa = 50p - 150
Bereken evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid
timer
3:00
Slide 9 - Slide
Antwoorden
Qv = -100p + 600
Qa = 50p - 150
Evenwichtsprijs:
-100p + 600 = 50p - 150
750 = 150p
750 : 150 = 5
p = 5
Evenwichtshoeveelheid:
p = 5
Qv = -100 x 5 + 600
-500 + 600
Qv = 100
Qa = 50 x 5 - 150
250 - 150
Qa = 100
Slide 10 - Slide
Vraag en aanbodoverschot
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Weinig aanbieders en veel vragers is een voorbeeld van
A
Volkomen concurrentie
B
Monopolistische concurrentie
C
Oligopolie
D
Monopolie
Slide 13 - Quiz
Een restaurant is een voorbeeld van
A
Volkomen concurrentie
B
Monopolistische concurrentie
C
Oligopolie
D
Monopolie
Slide 14 - Quiz
Twee beweringen over volkomen concurrentie. I. Op de markt van volkomen concurrentie is er sprake van een heterogeen goed. II. Op de markt van volkomen concurrentie heeft de individuele aanbieder geen invloed op de prijs. Welke bewering(en) is/zijn goed?
A
A Beide zijn goed
B
I is goed en II is fout
C
I is fout en II is goed
D
Beide zijn fout
Slide 15 - Quiz
Afronding H2
Vraag en aanbodlijnen ingewikkeld? Oefen met paragraaf 2.6
Slide 16 - Slide
Vervolg
- Kies 1 paragraaf / hoofdstuk uit en maak de test jezelf