Thema 4 Evolutie B5 Ontstaan van soorten

Thema 4 Evolutie

B5
Ontstaan van soorten
1 / 18
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 18 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Thema 4 Evolutie

B5
Ontstaan van soorten

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Slide

et ontstaan van een nieuwe soort is reproductieve isolatie nodig tussen populaties van dezelfde soort. Er vindt dan gedurende lange tijd geen voortplanting plaats en dus geen gene flow tussen de individuen van twee of meer populaties. Mutaties die in de ene populatie optreden, bereiken de andere populatie niet. Omdat de verschillende populaties door verschillen in de natuurlijke omgeving blootstaan aan een andere selectiedruk, zullen de mutaties die via voortplanting aan de nakomelingen worden doorgegeven ook verschillen tussen de populaties. In de loop van veel generaties kunnen de genetische verschillen tussen de populaties zo groot worden dat onderlinge voortplanting niet meer mogelijk is, of dat er bij onderlinge voortplanting geen vruchtbare nakomelingen ontstaan. Op dat moment zijn er verschillende soorten ontstaan.
Reproductieve isolatie kan op verschillende manieren plaatsvinden. Meestal is geografische isolatie van populaties de oorzaak van soortvorming, bijvoorbeeld door een bergketen, rivier of zee (zie afbeelding 33). Deze vorm van soortvorming noem je allopatrische soortvorming (Grieks: allos = ander, patra = vaderland). Geografische isolatie treedt ook op wanneer een deel van een populatie wordt meegevoerd naar een eiland waar deze soort tot dat moment niet voorkwam, bijvoorbeeld door een storm of via drijvende boomstammen.
Ontstaan van soorten
  • Voor het ontstaan van nieuwe soorten, moet langere tijd geen uitwisseling van genen zijn: reproductieve isolatie

  • Vindt in één populatie een mutatie plaats, dan komt die niet in de andere populatie. Na een tijdje zijn ze zó verschillend, dat het twee soorten zijn geworden.

  • Reproductieve isolatie kan plaatsvinden door geografische isolatie (bv. een bergketen) --> allopatrische soortvorming.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Eilandtheorie
In het voorkomen van het aantal soorten op eilanden zag Darwin een wetmatigheid: 
- hoe groter het eiland, hoe meer soorten. 
- hoe verder van het vaste land, hoe minder soorten.

Na verloop van tijd ontstaat een evenwicht tussen immigratie en uitsterven.

De eilandtheorie beschrijft dus de biodiversiteit in relatie tot de grootte van een eiland (of een ander geïsoleerd ecosysteem) en de afstand tot het vaste land (of tot andere ecosystemen).

Slide 4 - Slide

Een klassiek voorbeeld van allopatrische soortvorming is dat van de Darwinvinken. Hieruit is de eilandtheorie voortgekomen. Darwin ontdekte veertien vinkensoorten op de Galapagoseilanden, een eilandengroep op ongeveer duizend kilometer voor de westkust van Zuid-Amerika. De vinken lijken sterk op elkaar. Alleen de bouw van de snavels verschilt.
Darwin veronderstelde dat deze vinken uit één vooroudersoort waren ontstaan. Waarschijnlijk is miljoenen jaren geleden een kleine groep vinken van het vasteland van Zuid-Amerika op de eilanden terechtgekomen. Er heeft adaptatie plaatsgevonden: de bouw van de snavel heeft zich via mutaties en natuurlijke selectie aangepast aan het beschikbare voedsel. Dit voedsel is op de diverse eilanden verschillend. Door reproductieve isolatie konden verschillende soorten ontstaan. Darwin hield nauwkeurig bij hoeveel soorten hij op verschillende eilanden aantrof. Hij zag hier een bepaalde wetmatigheid in. Hoe groter een eiland is, hoe groter het aantal soorten. Darwin veronderstelde ook dat het aantal soorten op een eiland kleiner is naarmate de afstand van het eiland tot het vasteland groter is (zie afbeelding 34). Uit recenter onderzoek blijkt dat er gemiddeld twee keer zoveel soorten voorkomen op een eiland dat tien keer zo groot is. Het diagram van afbeelding 34 wordt ook wel het eilandbiogeografiemodel genoemd.
In 1965 hebben Robert MacArthur en Edward Wilson de eilandtheorie van Darwin uitgebreid. Zij veronderstelden dat het aantal soorten (een maat voor biodiversiteit) op een eiland wordt bepaald door twee factoren: immigratie (het aantal soorten dat zich vanuit het vasteland op het eiland vestigt) en extinctie (het aantal soorten dat van het eiland verdwijnt door uitsterven). Afbeelding 35 geeft hun theorie grafisch weer. Als het aantal soorten op een eiland klein is (links op de x-as), kunnen veel nieuwe soorten zich vestigen door immigratie en sterven weinig soorten uit, bijvoorbeeld doordat er weinig concurrentie is. Als het aantal soorten groot is, geldt precies het omgekeerde. Waar de twee krommen elkaar snijden, is sprake van evenwicht: er komen evenveel soorten bij door immigratie als er verdwijnen door extinctie.
Immigratie en extinctie worden beïnvloed door de grootte van het eiland en de afstand van het eiland tot het vasteland. Hoe kleiner het eiland, hoe minder immigratie van nieuwe soorten (de kans is kleiner dat het eiland wordt gevonden) en hoe groter de kans op extinctie (hoe kleiner het eiland, hoe minder voedselbronnen en hoe kwetsbaarder een soort is voor bijvoorbeeld een natuurramp). Hoe groter de afstand tot het vasteland, hoe lager de immigratie (minder kans dat het eiland wordt gevonden) en hoe groter de extinctie (lagere kans dat een soort zich na uitsterven opnieuw zal vestigen op het eiland). Het werk van MacArthur en Wilson is een voorbeeld van modelleren.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

De invloed van vestiging en extinctie op de soortenrijkdom van een eiland.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Eilandtheorie
Grootte van het eiland beïnvloedt de snelheid van uitsterven:
- Klein eiland: veel concurrentie -> soorten sterven sneller uit.
- Groot eiland: minder concurrentie -> soorten sterven minder snel uit.

Groene lijnen in de grafiek.


                                                  

                                                                                 Binas 93C

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Eilandtheorie
Afstand van het eiland tot het vaste land 
- Dichtbij: veel migratie 
- Ver weg: weinig migratie 
Meer bij groot eiland dan bij klein eiland door meer beschikbare niches!

Rode lijnen in de grafiek.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Eilandtheorie
  • Dynamisch evenwicht: het punt waarop de immigratie gelijk is aan de snelheid van uitsterven.

  • De biodiversiteit blijft gelijk.

  • Er verdwijnen wel soorten en die worden vervangen door nieuwe.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Eilandtheorie
De eilandtheorie voorspelt dus de grootte van de biodiversiteit van geïsoleerde gebieden, zoals eilanden, bergtoppen, meren en bossen.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Binas 93C

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Sympatrische soortvorming
  • Sympatrische soortvorming: reproductieve isolatie zonder geografische scheiding. 

  • 1) Door verschil in gedrag: de organismen begrijpen elkaar niet (meer).

    Bijv. bij blatsgedrag (soortspecifiek).


Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Sympatrische soortvorming
  • Twee soorten albatrossen broeden dicht bij elkaar. 
  • Vroeger waarschijnlijk dezelfde soort. 
  • Verschil in baltsgedrag. 

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Sympatrische soortvorming
  • Sympatrische soortvorming: reproductieve isolatie zonder geografische scheiding. 

  • 2) Door verschil in voortplantingsactiviteit.

    Bijv. paringstijd verschilt bij soorten bananenvliegjes.



Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Sympatrische soortvorming
  • Sympatrische soortvorming: reproductieve isolatie zonder geografische scheiding. 

  • 2) Door verschil in voortplantingsactiviteit.

    Bijv. paringstijd verschilt bij soorten bananenvliegjes (ene soort 's ochtends, andere 's avonds). 



Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Sympatrische soortvorming
  • Sympatrische soortvorming: reproductieve isolatie zonder geografische scheiding. 

  • 3) Door polyploïdie: een meervoud van het diploïde aantal chromosomen in een (deel van een) organisme. Polyploïdie ontstaat door fout tijdens de mitose.


Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Ontstaan nieuwe soort
Het ontstaan van een nieuwe soort komt dus tot stand door:

1. reproductieve isolatie, veroorzaakt door geografische isolatie, gedrag of andere activiteiten.
2. genetische variatie die is ontstaan door mutatie en recombinatie.
3. natuurlijke selectie, waarbij de best aangepaste organismen overleven.
4. voortplanting, waarbij de gunstige eigenschappen aan nakomelingen worden doorgegeven.

Slide 18 - Slide

This item has no instructions