This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Klas 2 H/V
5. Versnelling deel 2
Slide 1 - Slide
Planning vandaag
Samen oefenen
Tijd voor huiswerk
Slide 2 - Slide
In deze les is geen nieuwe informatie.
We herhalen, de vragen zijn wel lastiger dan eerst.
Je kunt de onderstaande video bekijken. Hierin zitten ook een aantal oefenopgaven.
Slide 3 - Slide
Lisa fietst een berg op. Ze gaat steeds langzamer. Eerst gaat ze 6 m/s. 2 minuten later gaat ze nog maar 4 m/s.
Bereken de versnelling
Slide 4 - Slide
Daarna gaat Lisa naar beneden. Ze gaat eerst 2 m/s en ze heeft een versnelling van 0,12 m/s².
Wat is haar snelheid 35 seconden later?
Slide 5 - Slide
les 4 - Opdracht 1
Slide 6 - Slide
les 4 - Opdracht 2
Slide 7 - Slide
Pak je laptop en log in in deze LessonUp-les
Slide 8 - Slide
Voorbeeldvraag 1
Slide 9 - Slide
HAVO: Schrijf in je schrift en maak een foto of typ het uit.
noteer je berekening met formule(s) en een antwoord met eenheid
Slide 10 - Open question
Uitwerking voorbeeldvraag 1
Slide 11 - Slide
HAVO: Lisa fietst met een constante snelheid over het fietspad. Ze fietst dan in 1 minuut 300 meter. Hierna komt ze bij een stoplicht en gaat remmen. Ze komt bij een stoplicht en remt met een vertraging van a = -1,3 m/s2. a. Wat was haar snelheid gedurende die eerste minuut? (geef berekening) b. Wat is tijdens het remmen Δv ? c. Hoe lang duurde het totdat ze tot stilstand kwam? (geef berekening)
Slide 12 - Open question
VWO: beantwoordt de eerste vraag (11)
Slide 13 - Open question
Voorbeeldvraag 2 (VWO)
Slide 14 - Slide
Antwoorden voorbeeldvraag 2 (VWO)
11. Hoe platter de lijn in een s,t-diagram hoe lager de snelheid. Op de momenten 0 seconde en 2 seconde is de lijn plat.
Dus 0 en 2 seconde
12. Je moet het meest bij 1 seconde de snelheid berekenen. Je kunt dus het beste het stuk tussen 0,8 seconde en 1 seconde gebruiken. Dus
formule:
v = s / t
Gegevens:
s = 0,3 meter (afstand tussen 0,8 en 1 seconde)
t = 0,2 sec (tijd tussen 0,8 en 1 seconde
Berekening
v = 0,3 / 0,2 = 1,5 m/s
FOUT:
Je moet niet het hele eerste stuk gebruiken want dan neem je ook het eerste versnellende gedeelte mee en dan krijg je een te hoog antwoord. 0,9 m/s is dus fout
Slide 15 - Slide
11. Hoe platter de lijn in een s,t-diagram hoe lager de snelheid. Op de momenten 0 seconde en 2 seconde is de lijn plat.
Dus 0 en 2 seconde
(VWO-vraag)
Slide 16 - Slide
VWO: beantwoordt de tweede vraag (12). Geef je berekening met eventuele formules
Slide 17 - Open question
12. Je moet het meest bij 1 seconde de snelheid berekenen. Je kunt dus het beste het stuk tussen 0,8 seconde en 1 seconde gebruiken. Dus
formule:
v = s / t
Gegevens:
s = 0,3 meter (afstand tussen 0,8 en 1 seconde)
t = 0,2 sec (tijd tussen 0,8 en 1 seconde
Berekening
v = 0,3 / 0,2 = 1,5 m/s
FOUT:
Je moet niet het hele eerste stuk gebruiken want dan neem je ook het eerste versnellende gedeelte mee en dan krijg je een te hoog antwoord. 0,9 m/s is dus fout
(VWO-vraag)
Slide 18 - Slide
Lisa fietst met een constante snelheid over het fietspad. Ze fietst dan in 1 minuut 300 meter. Hierna komt ze bij een stoplicht en gaat remmen. Ze komt bij een stoplicht en remt met een vertraging van a = -1,3 m/s2. Hoe lang duurde het totdat ze tot stilstand kwam? (geef berekening)
Slide 19 - Open question
Opdracht Julia
Julia fietst met een constante snelheid over het fietspad. Ze fietst dan in 1 minuut 300 meter. Hierna komt ze bij een stoplicht en gaat remmen. Ze komt bij een stoplicht en remt met een vertraging van a = -1,3 m/s2. Hoe lang duurde het totdat ze tot stilstand kwam? (geef berekening)
Slide 20 - Slide
antwoord
Ze fietst
Antwoord oefenvraag 3
Ze fietst eerst met een constante snelheid. Deze kunnen we eerst berekenen:
Dit is de beginsnelheid voor het remmen. De eindsnelheid is 0 m/s want ze staat stil op het einde
Formule
v = s / t
Gegevens
s = 300 m
t = 1 min = 60 sec
Berekening
v = 300 / 60 = 5 m/s
Formule
∆t = ∆v/a
Gegevens
vbegin = 5 m/s
veind = 0 m/s
∆v = veind - vbegin = 0 - 5 = -5 m/s
a = -1,3 m/s2
Berekening
∆t = -5 /-1.3 = 3,8 seconde
Slide 21 - Slide
Voordat je begint- NAKIJKEN!
Kijk je antwoorden van de vorige LessonUps na.
Dit gaat om les 1 t/m 4 de antwoorden zijn nu verschenen op dia's achter de opgaven
Slide 22 - Slide
Verwerkingsvragen
Dit is Huiswerk
In SOM vind je wanneer je dit precies moet af hebben
De groene vragen zijn optioneel
Slide 23 - Slide
Opdracht 1
Je mag ook een screenshot invullen
Slide 24 - Slide
Beantwoord hier opdracht 1, schrijf in je schrift en maak een foto. Je kan ook een screenshot digitaal invullen.
Slide 25 - Open question
Opdracht 2. Beantwoord deze vraag. Schrijf in je schrift en maak een foto of typ het uit.
noteer je berekening met formule(s) en een antwoord met eenheid
Slide 26 - Open question
Opdracht 3. Welke s,t-diagram hoort bij de v,t-diagrammen?
v,t -diagram 1
v,t -diagram 2
v,t -diagram 3
v,t -diagram 4
s,t -diagram
A
s,t -diagram
B
s,t -diagram
C
s,t -diagram
D
Slide 27 - Drag question
Opdracht 4: Bereken de versnelling gedurende de eerste 10 seconden
noteer je berekening met eventuele formule(s) en een antwoord met eenheid
Slide 28 - Open question
Opdracht 5: Bereken de versnelling tussen 10 en 20 seconden
noteer je eventuele berekening of uitleg en een antwoord met eenheid
Slide 29 - Open question
Opdracht 6: Bereken de versnelling tussen 20 en 30 seconden
noteer je eventuele berekening of uitleg en een antwoord met eenheid
Slide 30 - Open question
(alleen voor VWO) Opdracht 7: Een automobilist doet het volgende: deel 1: Rijdt op de oprit van de snelweg met een snelheid van 25 km/h deel 2: Versnelt gedurende 5 seconden deel 3: Rijdt op de snelweg in in 2,3 seconden 69 meter
Bereken de versnelling (a) gedurende het versnellen in deel 2.
Deze is lastig. Hij lijkt op voorbeeldvraag 3 (over Lisa op de fiets). Het antwoord is 4,6 m/s². Geef zelf je berekening
Slide 31 - Open question
Antwoorden
Klik om te zoomen
opdracht 1
Opdracht 2
Opdracht 4
formule
gegeven
Δv=6m/s
Δt=10s
berekening
resultaat
a= 0,6 m/s²
a=ΔtΔv
a=ΔtΔv=106=0,6
Opdracht 5
er is geen versnelling want de snelheid verandert niet. dus
a = 0 m/s²
Opdracht 6
In de eerste 10 seconden (opdracht 4) versnelde hij. Nu gaat hij op precies dezelfde manier vertragen. dus
a = - 0,6 m/s²
Slide 32 - Slide
Antwoorden
Opdracht 7
formule
gegevens
v = 25 km/h = 90 m/s
Δt = 5 s
s = 69 meter
t = 2,3 s
v=ts
a=ΔtΔv
berekening
m/s
dit is de snelheid die de auto na de versnelling reed dus dit is v .