Thema 5 les 14 Komma

Thema 5 les 14 (Komma)
1 / 14
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 5

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Thema 5 les 14 (Komma)

Slide 1 - Slide

Doel
Ik kan de komma op de juiste plek in de zin zetten.


Slide 2 - Slide

Wat weten we al?
Noem de drie dingen wanneer we een komma gebruiken:



Vertel ze aan je buurman of buurvrouw.

Slide 3 - Slide

De drie momenten
De zin begrijpen: Als de zin lang is, plaats je de komma zodat de zin beter te begrijpen is.

Iemand aanspreken

Tussen twee werkwoorden

Slide 4 - Slide

Ik kan de komma goed plaatsen in de zin.
Ik vind het lastig.
Ik kan het redelijk.
Ik kan het goed.

Slide 5 - Poll

Kijk meneer Verkerk in een ruimtestation is niet veel plaats.

Slide 6 - Slide

Ze voeren onderzoeken uit bijvoorbeeld hoe planten groeien in de ruimte.

Slide 7 - Slide

En hoe moet het smaken weet u dat al?

Slide 8 - Slide

Ga staan, ga zitten
A = staan
B = zitten

Slide 9 - Slide

A: Vers voedsel, meenemen dat gaat dus niet.

B: Vers voedsel meenemen, dat gaat dus niet.

Slide 10 - Slide

A: Mijn laboratorium deed veel proeven, vooral naar smaak.

B: Mijn laboratorium, deed veel proeven vooral naar smaak.

Slide 11 - Slide

A: Als u het proeft, weet u hoe het smaakt.

B: Als u, het proeft weet u hoe het smaakt.

Slide 12 - Slide

A: Ik, moet zeggen dat wordt een smeerboel.

B: Ik moet zeggen, dat wordt een smeerboel.

Slide 13 - Slide

Ik kan tastbare en ontastbare zelfstandige naamwoorden herkennen.
Ik vind het lastig; Ik doe mee met de v.i..
Ik kan het redelijk, ik maak 1.
Ik kan het goed, ik maak 1.

Slide 14 - Poll