Leeslink blok 3 week 6 Les 2

• Begrijpend lezen
• Basisschool
• Groep 5

Alle leesstrategieën

Wat ga je leren?

Je kunt straks:

• de tekst bekijken voordat je gaat lezen (stap 1 t/m 3)

• bedenken wat je moet doen als je het niet meer snapt (stap 4)

• vragen over de tekst beantwoorden tijdens het lezen (stap 5)

• van de tekst een plaatje maken in je hoofd (stap 6)

• de tekst samenvatten (stap 7)

Weet je het nog?

Lezen doe je in zeven stappen. De vorige les heb je meer geleerd over:

stap 6: Welk plaatje past bij de tekst?

Wat ga je doen?

Een paar dagen geleden las je over slapen. Deze les heeft daar ook mee te maken. We bekijken eerst de teksten.  Stap 1 t/m 3 maken we samen met deze Lesson-up

Daarna gaat juf de teksten weer voorlezen en modelen. 

Weet je nog wat juf dan doet? 

Voor het lezen:
Stap 1 Waarom lees ik de tekst? (Leesdoel bepalen)
1 Bekijk de twee teksten op bladzijde 2 en 3.
Stel, jij hebt gewoon zin om lekker te lezen.
Welke tekst kies je dan?

1. tekst 1
2. tekst 2
3. allebei
4. geen van beide

Stap 2 Waar gaat de tekst over? (Voorspellen)

2 Lees van tekst 1 de titel en de kopjes. Bekijk de plaatjes.

Waar gaat tekst 1 over, denk je? Vul in

1. 1 tip om je kamer op te ruimen
2. 4 tips om je kamer leuker te maken
3. 2 tips een fotomuur te maken
4. 3 tips om je kamer groener te maken.

Juf gaat nu het verhaal voorlezen. Denk je aan het modelen? 

tekst 1                           Zo maak je je kamer leuker

Zit jij door corona ook zo vaak op je eigen kamer? En vind je die

kamer intussen vreselijk saai? Vervelend, maar je kunt er zelf iets aan doen. En dat hoeft echt niet veel geld te kosten. Deze tips helpen je.

Tip 1: ruim je kamer op

Van opruimen knapt elke kamer op. Liggen er overal kleren? Doe ze in de was of leg ze in je kast. Vuile borden en glazen? Breng ze naar de keuken. Speelgoed waar je te oud voor bent?

Zet het op zolder. Doe losse spullen in dozen en schuif die onder je bed. Tot slot even stofzuigen.

Nu ziet je kamer er al stukken beter uit.

Tip 2: maak een fotomuur

Print leuke foto’s van de vakantie en van je vrienden. Hang die foto’s aan de muur. Plaatjes uit tijdschriften kunnen er ook bij. Hang alles in groepjes bij elkaar. Dat staat leuker dan hier en daar een losse foto.

Tip 3: maak je kamer groener

Planten maken je kamer gezelliger. Maar het is jammer dat ze in de winkel best duur zijn. De oplossing? Vraag aan iedereen stekjes.

Een stekje is een takje dat van een plant is afgesneden. Uit zo’n takje kan een nieuwe plant groeien. Gratis en leuk!

Tip 4: zorg voor een eigen hoekje

Deel je een kamer met je broer of zus? Zorg dan dat ieder zich er thuis voelt. Dat kan goed met kleur. Geef de muren in ‘jouw’ hoek een kleur die jij mooi vindt. Je broer of zus kiest zijn of haar lievelingskleur. Je kunt ook midden in de kamer een gordijn ophangen. Dat verdeelt de kamer in twee helften. Zo heeft ieder echt zijn eigen plekje.

tekst2       Be-haha-hang

Pien wil haar kamer behangen. Haar buurjongen Mart heeft dat een week eerder ook gedaan. Zijn kamer is even groot als haar kamer. Daarom vraagt ze: ‘Hoeveel behang heb jij gekocht?’

‘Tien rollen,’ zegt hij. Dus Pien koopt er ook tien. Als ze klaar is met behangen, houdt ze vier rollen over. Ze zegt tegen Mart: ‘Nou, dat is vet balen. Ik heb vier rollen behang over!’

Zegt Mart: ‘Klopt, had ik ook!’

Stap 4 Wat doe ik als ik het niet meer snap? (Herstellen)
vraag 4: Lees tekst 1 helemaal.
Lees: Doe ze ... je kast. (regel 10 en 11) In deze zin zie je twee keer het verwijswoord ze. Wat bedoelt de schrijver met ze? Kruis aan.

1. borden
2. dozen
3. glazen
4. kleren

vraag 5: Lees tekst 2 helemaal.
a Welke twee verwijswoorden zie je in regel 5? Markeer ze in de tekst.
b Naar wie wijzen de verwijswoorden? Vul in.
Het eerste verwijswoord is ...1..... dat wijst naar ....... ,
het tweede verwijswoord is ....2... wijst naar.........

stap 5 Welke vragen zie ik? (Vragen stellen)

6 Bij tekst 1 kun je de vraag stellen: Wat heb ik nodig?
Wat heb je nodig om de tips op te volgen?
Bedenk drie dingen. Schrijf op.

7 Tekst 1 gaat over een probleem en oplossingen voor dat probleem.
Dat zie je al aan de eerste, vetgedrukte alinea.

a Aan welk woord herken je het probleem? Type welk woord je in de tekst hebt gearceerd.

7b Aan welk woord zie je dat de tekst over oplossingen gaat?
Markeer dat ook in die alinea.
Type hieronder het woord dat je hebt gearceerd.

vraag 8: Kijk nog eens in tekst 1 naar tip 3.
Boris maakt een schema bij deze alinea. Het is nog niet helemaal af.

probleem: .... 1 ..... oplossing: aan iedereen stekjes vragen

Wat moet Boris op plaats 1 zetten? Kruis aan.

1. Een kamer zonder planten is niet gezellig.
2. Je hebt helemaal geen stekjes.
3. Planten zijn in de winkel best duur.
4. Takjes afsnijden is slecht voor de plant.

vraag 9: Lees tekst 2 nog een keer.
a Aan het eind van de tekst heeft Pien een probleem.
Welk probleem is dat? Schrijf op.

vraag 9b: Aan welk woord herken je het probleem? Markeer het in de tekst.
Type hieronder welk woord je hebt getypt.

vraag 9: c Pien had in regel 6 een andere vraag moeten stellen. Dan had ze nu dit probleem niet gehad. Wat had ze moeten vragen? Schrijf op.

stap 7 Hoe vat ik samen? (Samenvatten)
10 Welke hoofdgedachte past het best bij tekst 1? Kruis aan.

1. Door corona zitten kinderen vaak op hun kamer.
2. Het is vervelend als je je kamer niet meer leuk vindt.
3. Je kunt zelf voor weinig geld je kamer leuker maken.
4. Veel kinderen vinden hun kamer vreselijk saai.

Heeft het geholpen dat juf de tekst ging modelen?

1. Nee
2. Ja
3. Een beetje
4. Ik kan nu zelf ook een beetje modelen als ik lees.