Zorg dat je je inhaaltoetsen en credits voor de toetsweek klaar hebt.
Slide 3 - Slide
Wat moet je weten voor de toets?
Unit 3: All vocabulary + expressions
Grammar:
- Present perfect continuous/the continous form
- Direct/indirect speech
- Passive
- Future
Slide 4 - Slide
The continuous form
- Present continuous: I am walking
- Past continous: I was walking
- Present perfect continous: I have been walking
- Past perfect continous: I had been walking
Slide 5 - Slide
Present Continuous
Gebruik: Als iets nu aan de gang is (en van korte duur)
Regel: To be + ww + -ing
Voorbeeld: I am walking
Past Continuous
Gebruik: Als iets op een bepaald moment in het verleden aan de gang was.
Gebruik: Iets was aan de gang en werd onderbroken.
Regel: was/were + ww + -ing
Voorbeeld: I was walking
Voorbeeld: Mark had an accident when he was walking home
Slide 6 - Slide
Present perfect continous
Gebruik: Als iets in het veleden begonnen is en nog steeds voortduurt of net afgelopen is en de nadruk ligt op tijdsduur (irritatie)
Regel: have + been + ww + -ing
Voorbeeld: We have been playing for hours and still the game isn't over
Past perfect continous
Gebruik: Als de nadruk ligt op tijdsduur en het over een periode in het veleden gaat. De spreker vond iets lang duren.
Regel: Had + been + ww + -ing
Voorbeeld: We had been waiting for an hour when he finally arrived.
Slide 7 - Slide
Wat moet je onthouden?
Ligt de nadruk op tijdsduur? Duurt iets lang volgens de spreker? Dan moet je vaak een present/past perfect continuous gebruiken.
In andere gevallen present/past continous.
Let dus ook op de tijdsbepalingen in de zin!
Let goed op of je alle onderdelen van de regels hebt verwerkt! Heb je to be? have/had? Been? Ww + ing?
Slide 8 - Slide
Direct/Indirect speech
She said: "I'm home!" vs. She said (that) she was home. She said: "Is was in NY last year." vs. She said (that) she had been in NY last year. He says: "I have been fired." vs. He said (that) he had been fired.
Slide 9 - Slide
Van direct naar indirect
Van dubbele punt en aanhalingstekens naar "she said that"
Let op de werkwoordstijden. Die veranderen!
Slide 10 - Slide
Tenses change
Direct speech vs indirect speech
Present simple -> past simple
She said: "I'm home!" -> She said that she was home.
Past simple -> Past perfect
She said: "I was in NY last year." vs. She said (that) she had been in NY last year.
Present perfect -> Past perfect
He says: "I have been fired." vs. He said (that) he had been fired.
Slide 11 - Slide
Hoe pak je dit aan?
Als je van direct naar indirect gaat: identificeer in welke tijd die staat. In welke tijd moet ie dan staan in de indirecte zin?
Verandert het onderwerp?
Heb je ergens that toegevoegd?
Slide 12 - Slide
Passive
The car hit the tree vs. The tree was hit (by the car)
Je draait het lijdend voorwerp en het onderwerp om.
Het gaat er niet om wie iets doet, maar om wat er gebeurt.
Wil je wel weten wie het doet in de passive dan gebruik je: by...
Slide 13 - Slide
Lijdende constructies
Lijdende constructies met "er" zoals in het Nederlands zijn er niet in het Engels
Dit wordt vervangen met een ander onderwerp
Er is te weinig aandacht besteed aan de grammatica -> Not enough attention has been paid to the grammar.
Geen "There" aan het begin van de zin
Slide 14 - Slide
Lijdende constructies
Er zijn wel lijdende constructies met "er" in het Engels. Daarvoor gebruik je "it"
It has been said that he is very ill
Slide 15 - Slide
Pronouns
Als in het Nederlands de meewerkend voorwerpsvorm wordt gebruikt (ons, mij, hem), wordt in het Engels het persoonlijk voornaamwoord gebruikt.
Dus: Ons werd meegedeeld -> We were informed
Slide 16 - Slide
Future
Slide 17 - Slide
Vragen?
Mogelijkheid voor extra uitleg/oefenen in een klein groepje.