This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Nederlands
week 14
Slide 1 - Slide
Planning woensdag
Eerste uur:
- Herhalen Lezen en Woordenschat t/m hst. 6
- Oefenproefwerk maken
Tweede uur:
- Afmaken
- Bespreken
Slide 2 - Slide
Wat staat waar?
Kies uit: inleiding, middenstuk of slot
Slide 3 - Slide
introductie van het onderwerp
A
inleiding
B
middenstuk
C
slot
Slide 4 - Quiz
conclusie
A
inleiding
B
middenstuk
C
slot
Slide 5 - Quiz
anekdote (= leuk verhaaltje, weetje)
A
inleiding
B
middenstuk
C
slot
Slide 6 - Quiz
voorbeelden
A
inleiding
B
middenstuk
C
slot
Slide 7 - Quiz
samenvatting
A
inleiding
B
middenstuk
C
slot
Slide 8 - Quiz
korte uitleg
A
inleiding
B
middenstuk
C
slot
Slide 9 - Quiz
afronding
A
inleiding
B
middenstuk
C
slot
Slide 10 - Quiz
Maak de oefentoets.
In het volgende lesuur gaan we deze bespreken.
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
13
14
15
16
Slide 13 - Slide
Planning donderdag
- Instructie Schrijven hst. 4
- Schrijfopdracht
Slide 14 - Slide
DOEL
- je kunt een eenvoudig persoonlijk verslag schrijven met een inleiding, middenstuk en slot
- je kunt volgordewoorden gebruiken
schrijven
Slide 15 - Slide
Schrijven: een persoonlijk verslag schrijven
Wat doe jij op een vrije zaterdag: sporten, je favoriete serie kijken, knutselen, gamen, je kamer opruimen, meehelpen met...?
Slide 16 - Slide
Schrijf een bericht van vijf zinnen over iets wat jij afgelopen zaterdag deed.
Slide 17 - Open question
Schrijven: een persoonlijk verslag schrijven
Theorie:
een persoonlijk verslag
een tekst waarin je beschrijft wat je hebt gedaan of wat er gebeurd is
bijvoorbeeld een beschrijving van een wedstrijd of een vakantie
je vertelt de lezer alles wat hij moet weten
gebruik de 5W+h-vragen om te zorgen dat je niets vergeet!
Slide 18 - Slide
Een verslag bestaat ALTIJD uit drie onderdelen. Welke drie?
Slide 19 - Open question
Schrijven: een persoonlijk verslag schrijven
Theorie:
zo schrijf je een persoonlijk verslag titel
inleiding schrijf je in het kort waarover je verslag gaat
middenstuk vertel de gebeurtenissen in de volgorde waarin ze gebeurd zijn (chronologisch). signaalwoorden: eerst, daarna, vervolgens, toen, dan, verder, ten slotte
slot schrijf je eigen mening
Slide 20 - Slide
Zaterdag
Zaterdag ging ik met mijn moeder naar de stad om nieuwe kleren te kopen. Toen we in de winkel waren, ging ineens het alarm van de poortjes af. En toen rende een beveiliger keihard door de winkel heen om iemand aan te houden. Maar toen hij bij de poortjes kwam, zat daar alleen een monteur. Die had niks gestolen, maar was de poortjes aan het testen. En toen werd de beveiliger knalrood. Dat was grappig.
Lees het verslag
Slide 21 - Slide
Zaterdag
Zaterdag ging ik met mijn moeder naar de stad om nieuwe kleren te kopen. Toen we in de winkel waren, ging ineens het alarm van de poortjes af. En toen rende een beveiliger keihard door de winkel heen om iemand aan te houden. Maar toen hij bij de poortjes kwam, zat daar alleen een monteur. Die had niks gestolen, maar was de poortjes aan het testen. En toen werd de beveiliger knalrood. Dat was grappig.
Het verslag is nogal saai, doordat veel zinnen met 'toen', 'maar toen' en 'en toen' beginnen. Welke woorden zou je in plaats daarvan kunnen gebruiken?
Slide 22 - Slide
Zaterdag
Zaterdag ging ik met mijn moeder naar de stad om nieuwe kleren te kopen. Toen we in de winkel waren, ging ineens het alarm van de poortjes af. Daarna rende een beveiliger keihard door de winkel heen om iemand aan te houden. Wanneer hij bij de poortjes kwam, zat daar alleen een monteur. Die had niks gestolen, maar was de poortjes aan het testen. Vervolgens werd de beveiliger knalrood. Dat was grappig.
Bijvoorbeeld
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Video
Wat ik op vrijdagmiddag doe
Op vrijdagmiddag pas ik altijd op de buurkinderen. Ze zijn drie en vijf jaar oud. We hebben dan altijd een vast programma.
We drinken altijd (1) .... een groot glas limonade op de bank. (2) ... spelen we buiten bij de speeltuin in de straat. We kijken (3) ... meestal tv. Hun vader komt (4) ... thuis en ik krijg betaald. (5) ... ga ik weer naar thuis.
In de tekst staan geen woorden die een volgorde noemen. Vul een passend volgordewoord in voor elke open plaats in de tekst.
Kies steeds een ander volgordewoord.
1. Eerst.
2. Vervolgens, daarna, dan.
3. Daarna, vervolgens.
4. Dan, vervolgens, daarna.
5. Tot slot, ten slotte.
Slide 25 - Slide
Wat ik op vrijdagmiddag doe
Op vrijdagmiddag pas ik altijd op de buurkinderen. Ze zijn drie en vijf jaar oud. We hebben dan altijd een vast programma.
We drinken altijd (1) .... een groot glas limonade op de bank. (2) ... spelen we buiten bij de speeltuin in de straat. We kijken (3) ... meestal tv. Hun vader komt (4) ... thuis en ik krijg betaald. (5) ... ga ik weer naar thuis.
Bedenk wat de oppas waarschijnlijk van het oppasbaantje vindt.
Maak daarmee een slotzin.
Ik vind het oppassen leuk, maar soms ook een beetje saai.
Slide 26 - Slide
Wat ik op vrijdagmiddag doe
Op vrijdagmiddag pas ik altijd op de buurkinderen. Ze zijn drie en vijf jaar oud. We hebben dan altijd een vast programma.
We drinken altijd (1) .... een groot glas limonade op de bank. (2) ... spelen we buiten bij de speeltuin in de straat. We kijken (3) ... meestal tv. Hun vader komt (4) ... thuis en ik krijg betaald. (5) ... ga ik weer naar thuis.
Wat zou je kunnen veranderen of toevoegen om deze tekst minder saai te vinden?
Voorbeelden van wat de oppas en de kinderen meemaken.