Hoofdstuk 2 paragraaf 1 Wetenschap en politiek in de Griekse Stadstaat

De tijd van Grieken en Romeinen
1 / 29
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

De tijd van Grieken en Romeinen

Slide 1 - Slide

Wat weet je van de tijd van Grieken en Romeinen

Slide 2 - Open question

Doelen voor deze les: 
  • In je eigen woorden het kenmerkend aspect uileggen: De ontwikkeling van wetenschap en politiek in de Griekse stadstaat. 
  • Je kan 5 voorbeelden van Griekse  politieke bestuurvormen noemen. 
  • Je kan uitleggen wat een mythologisch wereldbeeld is. 
  • Je kan uitleggen  hoe filosofen dat wereldbeeld veranderden. 
  • Je kan uitleggen wat filosofie en wetenschap met elkaar te maken hebben. 
  • Je kan de drie belangrijke filosofen noemen uit de Griekse oudheid. 
  • Je kan uitleggen hoe Plato dacht over filosofie. 
  • Je kan uitleggen hoe Aristoteles dacht over filosofie. 
  • Je kan uitleggen hoe Plato en Aristoteles onze huidige wetenschap hebben beinvloed. 
  • Je kan uitleggen wat een stadstaat of polis is. 
  •  Je kan het verschil tussen een Tirannie en Oligarchie uitleggen. 
  • Je kan uitleggen wat Burgers zijn. 
  • Je kan uitleggen welke bezwaren ontstonden tegen de democratie in Athene. 
  • Je kan uitleggen wat de peleponische oorlogen met democratie te maken heeeft. 

Slide 3 - Slide

Wetenschappelijk denken
Mythologisch wereldbeeld: De goden zijn verantwoordelijk voor gebeurtenissen in de wereld. 

Slide 4 - Slide

Wetenschappelijk denken
Filosofen dachten: 
  1. Rationeel denken.
  2. Gebruik redelijkheid en verstand om antwoord te krijgen op vragen in de wereld. 
  3. Onderzoek de feiten en stel systematisch vragen om antwoord te krijgen op vragen in de wereld. 

Slide 5 - Slide

Wat is rationeel denken?

Slide 6 - Open question

Hoe is onze westerse manier van denken beïnvloed door de Griekse filosofen.

Slide 7 - Open question

Wetenschappelijk denken
Uit de filosofie ontstaat de wetenschap zoals: 
  1. Wiskunde (Stelling van Pythagoras.)
  2. Natuurkunde ( Wet van Archimedes)
  3. Medische wetenschap (Eed van Hippocrates)
  4. Geschiedwetenschap (Homerus)

Slide 8 - Slide

Wetenschappelijk denken
Belangrijkste Griekse Filosofen: 

  1. Socrates
  2. Plato
  3. Aristoteles

Slide 9 - Slide

Wetenschappelijk denken
Plato: 
  • Ethiek: Wat is goed en fout. 
  • Filosofen bedenken wat die 'algemene' normen tussen goed en fout zijn. 
  • Hieruit moet opgemaakt worden wat rechtvaardig gedrag is en wat niet. 

Slide 10 - Slide

Wetenschappelijk denken
Aristoteles: 
  • Hoe komt kennis tot stand. 
  • Hoe werkt wetenschap. 
  • Wetenschap begint met beschrijven, observeren en groeperen van verschijnselen.  
  • Uit die handelingen een algemene conclusie getrokken worden. 
  • Gebruik logisch nadenken. 

Slide 11 - Slide

Op welke manier heeft Aristoteles de hedendaagse wetenschap beïnvloed.

Slide 12 - Open question

Atheense Democratie
Poleis/Stadstaten: 

Een polis/stadsstaat: Een stad met omliggende land met eigen bestuur, leger, wetten en munt. 

Slide 13 - Slide

Atheense Democratie
Bestuursvormen: 
  1. Monarchie
  2. Aristocratie
  3. Oligarchie
  4. Tirannie
  5. Democratie

Slide 14 - Slide

Atheense Democratie


Monarchie: Stadsstaat bestuurt door een koning. 

Slide 15 - Slide

Atheense Democratie


Aristocratie: Stadsstaat bestuurt door een groep aanzienlijke mensen. 

Slide 16 - Slide

Atheense Democratie


Oligarchie: Staat geleid door een kleine groep mensen.  

Slide 17 - Slide

Atheense Democratie


Tirannie: Staat geleid door een Tiran. 

Slide 18 - Slide

Atheense Democratie


Democratie: Staat waarbij het volk beslist. 

Slide 19 - Slide

Atheense Democratie
  1. In 510 v.C. werd de laatste Tiran uit Athene gejaagd. 
  2. in 507 v.C. werd Athene een Democratie. 

Slide 20 - Slide

Atheense Democratie
  • In Athene beliste de Volksveragdering over wetten, kozen bestuurders en controleerden de bestuurders. 
  • Burgers hadden dezelfde rechten en mochten zeggen wat ze wilden. 
  • Alle burgers mochten stemmen en spreken in de volksvergadering. Minimaal moesten 6.000 burgers aanwezig zijn. 
  • Athene had geen parlement en was daarom een directe democratie (Burgers stemden zelf voor wat zij vonden wat goed of fout was)
  • Vrouwen, slaven en immigranten waren uitgesloten van burgerschap en mochten daarom niet stemmen. 

Slide 21 - Slide

Leg uit in je eigen woorden het verschil tussen een directe en indirecte democratie uit.

Slide 22 - Open question

Denken over politiek
Socrates, Plato en Aristotles vonden het slecht dat alle stemmen van alle burgers even zwaar telden. 

Volgens hen moest je verstand hebben van zaken om te mogen stemmen. 

De staat konden beter geleid worden door mensen die de kwaliteiten hadden om een staat leiden. 

Slide 23 - Slide

Ben je het eens met de volgende stelling: Volgens de filosofen moest je verstand hebben van zaken om te mogen stemmen.

Slide 24 - Open question

Denken over politiek
Einde Atheense Democratie: 
  1. Athene wilden dat de andere stadstaten ook democratie werden. 
  2. Sparta was een aristocratie en wilden dat niet. 
  3. Peleponesische oorlog tussen Sparta en Athene. 
  4. Athene verliest de oorlog en is daarna niet meer zo machtig als vroeger. 
  5. Philips van Macedonie verovert Athene en schaft de democratie af. 


Slide 25 - Slide

Aan de slag: Huiswerk
  • Maken Paragraaf 2.1. 
  • Nakijken introductie en paragraaf 2.1.
  • Leren leerdoelen 2.1.
  • Verder met paragraaf 2.2.

Slide 26 - Slide

Leg in je eigen woorden uit: De ontwikkeling van wetenschap en politiek in de Griekse stadstaat.

Slide 27 - Open question

Noem 5 Griekse bestuursvormen.

Slide 28 - Open question

Huiswerk
  • Maken Paragraaf 2.1. 
  • Nakijken introductie en paragraaf 2.1.
  • Leren leerdoelen 2.1.
  • Verder met paragraaf 2.2.

Slide 29 - Slide