korte en lange klank

• NT2
• MBO
• Studiejaar 1

Strookje 

Korte en lange klanken herkennen en toepassen in spelling 

Bal 

Kijk eens naar het woord: bal.

Zeg het woord en klap in je handen.

Je hoort maar één klap.

Het woord bal bestaat uit één stukje.

Je kunt ook zeggen: het bestaat uit één klankgroep.

De a klinkt kort: lag, tak, zag

Baal

Kijk ook eens naar het woord haak.

Dat bestaat ook uit één stukje, één klankgroep.

Woorden met één klankgroep:

De aa klinkt lang: laag, taak, zaag

Hoe heten de klanken die je hoort als je een woord uitspreekt?

Kun je meer woorden noemen die uit 1 klankgroep bestaan met o en oo (of e en ee; u en uu?)

ba llen

Je hoort twee klankgroepen.

Je hoort aan het eind van de

Eerste klankgroep de korte klank a,

dan schrijf je een a, daarna schrijf je de volgende letter

dubbel:

dus 2

1 klinker, 2 medeklinkers

ba len

Je hoort twee klankgroepen.

Je hoort aan het eind van de

eerste klankgroep de lange klank a,

dan schrijf je een a, daarna schrijf je de de volgende letter

 enkel:

1 klinker, 1 medeklinker  

Kun je meer woorden noemen met 2 klankgroepen, waarbij je een korte klank hoort (a, e, o, u)

pa dden

la dder

scha tten

pe ddel

ko ppel

sto ppel 

Bij twee klankgroepen, korte klank

Je gebruikt één klinker en twee medeklinkers. 

Kies de juiste spelling! korte klank

1. haken
2. hakken
3. haaken

Kies de juiste spelling!, korte klank

1. lakken
2. laken
3. laaken

Kies de juiste spelling!, korte klank

1. Zaken
2. zakken
3. zaaken

Kies de juiste spelling!, korte klank

1. streken
2. strekken
3. streeken

Kies de juiste spelling!, korte klank

1. bekken
2. beken
3. beeken

Kies de juiste spelling! korte klank

1. leken
2. lekken
3. leekken

Kies de juiste spelling!, korte klank

1. mennen
2. menen
3. meennen

Kies de juiste spelling!

1. vlaggen
2. vlagen

Kies de juiste spelling! korte klank

1. vellen
2. velen
3. veellen

Kies de juiste spelling!, korte klank

1. telen
2. tellen
3. teellen

Opdracht, huiswerkbladen, blz. 10 

woorden met een korte klank 

Wat is jouw geboortedatum?

0 1 2 3 4 5 6 7 8 9

botten bot latten lat bekken bek muggen mug geluk ketting

Benoem zoveel mogelijk woorden met 1 of 2 klankgroepen die een korte klank hebben.

Opdracht, huiswerkblad, blz. 9

Korte klanken 

va ren

da ken

ro de

ko len

be zem

mu ren

ru zie

Bij een lange klank: 

Je gebruikt één klinker en één medeklinker

Kun je woorden noemen met 2 lettergrepen, waarbij je een lange klank hoort (a, e, o, u)

Kies de juiste spelling!, Lange klank

1. Ik sla een enorme flater.
2. Ik sla een enorme flaater.
3. Ik sla een enorme flaatter

Kies de juiste spelling!, lange klank

1. kamer
2. kammer
3. kaamer

Kies de juiste spelling!, lange klank

1. water
2. watter
3. waater

Kies de juiste spelling!, Lange klank

1. wetten
2. weten
3. weeten

Kies de juiste spelling!, Lange klank

1. muuren
2. murren
3. muren

Kies de juiste spelling!, Lange klank

1. kaater
2. kater
3. Katter

Kies de juiste spelling!, lange klank

1. suuper
2. super
3. supper

Kies juiste spelling!, lange klank

1. veelen
2. velen
3. vellen

Kies juiste spelling!, lange klank

1. kelen
2. keelen
3. keellen

Kies juiste spelling!, lange klank

1. eeven
2. eevven
3. even

Kies juiste spelling!, lange klank

1. drooggen
2. drogen
3. droogen

Opdracht huiswerkbladen, blz. 5

Woorden met een lange klank 

Kun je twee woorden benoemen met een korte klank (en bestaan uit 1 lettergreep)?

Kun je twee woorden benoemen met een korte klank en bestaan uit twee lettergrepen?

Kun je twee woorden noemen met een lange klank die bestaan uit een lettergreep?

Kun je 2 woorden benoemen met een lange klank die bestaan uit twee lettergrepen?

Door elkaar: korte klank, lange klank 

Na een korte klank aan het einde van de klankgroep krijg je twee medeklinkers.

Pa dden lijken op kikkers.

Na een lange klank aan het einde van de klankgroep krijg je één medeklinker.

Op pa den kun je lopen.

We lopen op

1. paaden
2. paden
3. padden

Haren in de nek van paarden heten

1. maanen
2. manen
3. maannen

Ga je de deur ?

1. laaken
2. laken
3. lakken

We gaan de ramen

1. waasen
2. wasen
3. wassen

Zullen we potje ?

1. daamen
2. damen
3. dammen

Mag ik een glaasje ?

1. waater
2. water
3. watter

Hoe kun je dat nu ?

1. vraagen
2. vragen
3. vraggen

Op de tafel staan twee

1. schaalen
2. schalen
3. schallen

Opdracht huiswerkbladen, blz. 11 

Woorden met een korte en lange klank 

Dictee

1 Heb je een gele trui?

2 Weet je hoe je buurman heet?

3 Eet je veel vlees?

4 Werk je in het centrum?

dictee

5 Heb je een hekel aan regen?

6 Hoeveel dagen heeft december?

7 Heb je veel geld?

8 Ga je deze week nog verder?

vind 2 woorden met korte klank

vind 2 woorden met lange klank