Paragraaf 2 Ondernemingen in de tijd

Terugblik
1 / 17
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Terugblik

Slide 1 - Slide

De Big Mac kostte in 2018 €3,80 en in 2020 €3,45. Welk indexcijfer heeft de bigmac in 2020 als 2018 het basisjaar is.
Laat je berekening zien.

Slide 2 - Open question

Je krijgt op je spaarrekening 3% rente. De inflatie is 2,1%
A
De nominale rente is 3%
B
De nominale rente is 2,1%
C
De nominale rente is 0,9%
D
De nominale rente is -0,9%

Slide 3 - Quiz

Je krijgt op je spaarrekening 1,2% rente. De inflatie is 1,7%
A
De reële rente is 1,7%
B
De reële rente is 1,2%
C
De reële rente is 0,5%
D
De reële rente is -0,5%

Slide 4 - Quiz

Ruilen over tijd



7.2 ondernemingen in de tijd

Slide 5 - Slide

Leerdoelen paragraaf 7.2
Je kunt berekenen hoe consumenten kunnen ruilen in de tijd en welke rol de (nominale en reeele) rente daarbij spelen.

Slide 6 - Slide

investeren en innovatie
Investeren: nu geld uitgeven dat je later terugverdient

Voorblijven op concurrentie
Investeren in kapitaalgoederen
Investeren levert rendement op



Slide 7 - Slide

Investeren en innovatie
Innovatie: 
  • een vorm van investeren.
  • Vernieuwing van producten, productieprocessen of kapitaalgoederen.
  • Gebeurt op de afdeling research & development (R&D)

Productinnovatie: de ontwikkeling van nieuwe en/of verbeterde producten.
Procesinnovatie: het vernieuwen van de productiemethoden
Basisinnovatie: belangrijke innovatie die ook andere innovaties mogelijk maakt.
Arbeidsbesparende innovatie: goedkopere productiemethode waar minder arbeid voor nodig is.
Kapitaalbesparende innovatie: tv vervangen door dunne lcd tv

Slide 8 - Slide

investeren en innovatie 
Innoveren: vernieuwen van producten, productieprocessen of kapitaalgoederen

Kostenbesparend
Vernieuwend

Slide 9 - Slide

Soorten innovaties
Research and development

Productinnovatie
Procesinnovatie
Basisinnovatie

Slide 10 - Slide

Je concurrentiepositie kan stijgen als je aan innovatie doet
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quiz

Een basisinnovatie is een

A
idee dat de basis vormt voor een innovatie
B
innovatie dat het prodructieproces kan verbeteren
C
innovatie waarbij het product wordt vernieuwd
D
een innovatie die andere innovaties mogelijk maakt

Slide 12 - Quiz

Innovatie kan gevolgen hebben voor de werkgelegenheid.
Geef aan welke technische vernieuwing de meeste gevolgen heeft voor de werkgelegenheid.
A
De curved tv-screens worden in een grotere uitvoering gemaakt.
B
Er wordt onderzoek gedaan naar automatische registratie van rijden in files.
C
In veel fabrieken worden robots geïnstalleerd.
D
Er komt een tv-zender speciaal voor smartphones.

Slide 13 - Quiz

Innovatie
A
Het succesvol introduceren van nieuwe producten of productieprocessen
B
Een ander woord voor investeren
C
Goedkopere oude kapitaal goederen aanschaffen
D
De prijs van geld

Slide 14 - Quiz

Huiswerk
Paragraaf 7.2 maken vraag 1 t/m 11.

Slide 15 - Slide

Leerdoelen paragraaf 7.2
Je kunt berekenen hoe consumenten kunnen ruilen in de tijd en welke rol de (nominale en reeele) rente daarbij spelen.

Slide 16 - Slide


Leerdoelen waren voor mij duidelijk.
😒🙁😐🙂😃

Slide 17 - Poll